Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 23 juni 2025
Wij zijn gereed, zeide de Egyptenaar daarop tot den bode, breng ons bij den Koning. De straten van de Heilige stad waren toen even nauw als in onze dagen, maar lang niet zoo vuil en hobbelig; want de vorstelijke bouwheer was zeer gesteld op reinheid en gemak.
Pieter, de broeder van Cornelis, in 1568 geboren, had bij zijne vrouw, Gerritje Claessen, vrouwe van Randenbroek, twee dochters, Margaretha en Geertrui, en een zoon, Jacob, den bouwheer van 't Stadhuis. En nu de zuster van Willem en Jacob? Ik zeide u, dat haar naam mij niet bekend was; maar des te meer die van haren man en hare drie dochters.
Er ligt een diepe kloof tusschen Erwin van Steinbach en onze bouwmeesters! Ik weet dat men sedert jaren bezig is deze kloof te dempen. Ook te Keulen bouwt men weder aan den Dom. Maar zal men den afgebroken draad weer kunnen aanhechten? Zal men terugvinden in onze dagen, wat toen de kracht uitmaakte van kerkvoogd en bouwheer? Ik geloof het niet.
»En deze spookmare was in hoogere mate belangwekkend geworden, toen men op zekeren ochtend, nadat in den nacht wederom de verschijning dolende was gezien, mevrouw de douairière bewusteloos had vinden liggen in de groote ridderzaal, vlak nabij het portret en de daaronder geplaatste helmlooze wapenrusting van den bouwheer der Nijenhorst, den grimmigen heer Huibert.
Zeker had de oorspronkelijke bouwheer het niet tot zulk gebruik bestemd, want de deur zoowel als de lambriseering, hoewel nu bijna verveloos, droeg nog sporen van rijk verguldsel; de marmeren schoorsteen was met beeldhouwwerk opgeluisterd, en moest voorheen met een spiegel of een schilderstuk geprijkt hebben, dat er echter uitgebroken was, zonder dat de lacune was aangevuld door iets beters dan de kalklagen, die er met iederen schoonmaak door den witkwast op werden neergelegd.
Het was toen een geheel andere tijd als dien wij thans beleven; men zocht niet, óf hetgeen vervallen was, zoogoed mogelijk op te lappen, óf bestaande gebouwen zoo goed en zoo kwaad mogelijk in te richten tot een doel, waartoe een bouwheer ze oorspronkelijk nooit had denken te bestemmen; men brak af en bouwde op, 't zij het een poort, een raadhuis of een kerk gold, en wat men bouwde was hecht en stevig en geschikt den knagenden tand des tijds te wederstaan, en toch, men was toen nog altijd oorlogvoerende, terwijl men thans de zegeningen des vredes geniet.
Ook hier heeft wederom de individueele smaak van iederen eigenaar of bouwheer gezorgd, dat de eentonigheid werd vermeden.
»Nummer twee van de rij is het portret van den bouwheer dezer sterke veste: ridder Huibert, bijgenaamd de Ever. Wèl verdiende hij dezen toenaam. Een massieve kop, een vierkante neus, een wreede mond, scherpe kleine oogen onder borstelige wenkbrauwen eene echte wildzwijnen-tronie, niet waar? Van beroep was hij vrijbuiter. Merkt ge die fijne roode streep wel op, om zijnen hals?
In Asgard kwam een bouwheer aan Die een kasteel wou stichten gaan, Een hoog gebouw Dat schutten zou Voor Jötunlist en ruw geweld; Dit was de eisch door hem gesteld: Dat Freya met én maan én zon Het loon zou zijn dat eens hij won.
Ge ziet hier, onder meer, eene gansche reeks voorstellingen uit het leven van Sixtus V, den bouwheer dezer zaal; tegen de pilaren zijn de afbeeldingen van de mythische uitvinders van de verschillende alphabetten; op de kroonlijst boven ieder beeld zijn de letterteekenen van het door hem uitgevonden alphabet aangebracht.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek