Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 8 mei 2025
Deze schandelijke woorden door een Koningin, door een vrouw gesproken, zijn, ten bewijze harer wreedheid in de Kronieken bewaard . Gedurende dit uitstel versterkten zich de Vlamingen grotelijks. Mijnheer Van Borluut had de Gentenaren tegen de bezetting hunner stad doen opstaan en dreef de Fransen uit Gent, zevenhonderd derzelve bleven in dit oproer dood.
Met meer kunde en met meer voorzichtigheid gingen de Vlaamse oversten te werk; door alle andere ware dit ogenblik tot een aanval gunstig gekeurd geweest, en hij zou wellicht over de beek gekomen en de Fransen op het lijf gevallen zijn; maar Gwyde, en Jan Borluut, wiens raad hij geloof gaf, ziende dat hun standplaats zo voordelig was, wilden dezelve om een gedeeltelijk voordeel niet verlaten.
Onder Jan van Namen, de Veldheer, bevonden zich meest al de ridderen die zich in de slag te Kortrijk hadden doen kennen: de jonge Gwyde, Willem van Gulik, Jan van Renesse, Jan Borluut, Pieter Deconinck, Jan Breydel en meer anderen. Adolf van Nieuwland, nog niet van zijn ziekte hersteld zijnde, kon die tocht niet bijwonen.
Mijn hart breekt bij het vooruitzicht, dat mijn ongelukkig kind, op zulke blijde dag, met dodende pijnen zal gefolterd worden. Ik bid u, mijn broeder, doe de mannen van Mijnheer Borluut over het slagveld gaan, dat men zoeke of het lichaam van Adolf niet te vinden is. Ik ga mijn kranke Machteld troosten; de tegenwoordigheid haars vaders geve haar tenminste een heuglijk ogenblik."
Hij groette de bijzijnde ridders met de hand, en rende snellijk in de richting der abdij van Groeninge. Gwyde beval Jan Borluut dat hij zijn mannen over het slagveld spreiden zou, om de gewonden onder de lijken uit te halen, en de dode ridders in de legerplaats te brengen. De Gentenaars, op het slagveld tredende, bleven plotseling staan, alsof een ijslijk gezicht hen verstomd hadde.
De voornaamsten onder hen waren Jan Graaf van Namen en de jonge Gwyde, beide broeders van Robrecht van Bethune, Willem van Gulik, hun neef, Priester en Proost van Aken, Jan van Renesse de moedige Zeelander, Jan Borluut de held van Weeringen, Arnold van Oudenaarde en Boudewyn van Papenrode.
"Er woont een man in Gent die een leeuwenhart heeft. Kent men Jan Borluut niet door de ganse wereld? Ik ben zeker dat, indien hij de zaak wilde onderzoeken, hij bevinden zou dat zijn vaders Macecliers waren, of zo iets dergelijks; want Mijnheer Jan gelijkt aan een Gentenaar als een stier aan een schaap."
"Maar, Mijne heren," hernam Jan Borluut, "veroorlooft mij u te doen aanmerken dat wij, om onze mannen bedektelijk te vergaderen, tijd nodig hebben, en dat deze hulp u zal ontbreken indien gij zonder ons te velde trekt. Mijnheer Van Renesse heeft mij reeds een dergelijk gevoelen uitgedrukt."
"Gij verblijdt mij, heer Borluut, al onze lieden zijn even moedig, even onversaagd; indien wij de strijd moesten verliezen, zouden er niet vele Vlamingen huiswaarts keren, dit verzeker ik u." "Verliezen zegt gij? Verliezen, heer Gwyde? Dit geloof ik niet, onze mannen zijn van al te goede wil. En Breydel dan? De zege staat op zijn aangezicht geprent.
Zijn adem was te kort om langer te kunnen spreken; hij liet zijn hoofd in de arm van Jan Borluut neervallen, en scheen meer kracht te willen verzamelen voor hetgeen hij hem nog wilde zeggen. Dan sprak hij: "O, Ik bid u hoor mij in dit stervensuur. Beloof mij dat gij mijn laatste begeerte zult volbrengen."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek