Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 juli 2025
Hunne schuren en hunne woningen met de pyramidale strooien daken staan schilderachtig gegroept op den berm van een beek, waarin een aantal kinderen spelen en ploeteren, te midden van buffels, die, ter halverlijve in den modder verzonken, rustig liggen te herkauwen. De leemen wanden zijn zorgvuldig met witkalk bestreken, en de vensters zijn versierd met grove roode freskoos.
"Dat beschouw ik niet als diefstal," was het antwoord. "Op die manier zou een jongen zelfs geen konijntje meer kunnen houden, als hij niet een beetje gras van den berm mag snijden. 't Is te mal om er van te praten." Hiermede kon Flipsen vertrekken, maar Jantje keek hij nooit meer vriendelijk aan. En dat zou nog erger worden, geheel buiten Jan's schuld.
Ik kon noch wilde het gelooven en holde naar de vaart toe, om mij te overtuigen dat het slechts een akelige zinsverbijstering van mij was. Helaas! helaas! drie maal, tien maal, honderd maal helaas! Zoodra ik op den berm kwam zag ik een dikke, zwarte rookpluim en onder die rookpluim de sombere sleeper, die als een vraatzuchtig beest door 't mooie ijs geploegd kwam.
Nu grijpt de noordwester verraderlijk het schip, werpt zich tegen den scheepsromp, klemt zich aan het roer, roept kolken en grondzeeën als bondgenooten op. »En op dienzelfden dam, op die »zeewerende« berm, o bittere ironie van het noodlot! strandt het schip.
»Telkens als er een breker aankwam waarschuwde ik hem, dan moest ie zijn eigen schrap zetten tegen de paaltjes van de berm, en als er dan weer een zee over was geweest, dan ging het maar weer hard loopend op de jol aan, waar hij haar eindelijk veilig in kreeg. »De twee andere vrouwen namen we toen tusschen ons in.
Toen we terugkeerden naar het station, vonden we aan den berm van den weg op het stoffige gras een heel troepje kinderen gelegerd. Twee vrouwen, een jonge en een oudere, waakten over hen.
De wind blies hard en nijdig over dien hoogen berm tusschen de nattige vlakten en woei mij tranen in de oogen. Het land scheen van een doodsche triestigheid. Hier en daar lag een sombere, groote hoeve, diep in den polder, door boomen omringd. Het leken eilandjes van nood-toevlucht, midden in een grenzenlooze zee van wanhopige verlatenheid.
Het waren breed-uitgestrekte weilanden, met verre boomen aan den einder; gelegen tusschen den begroeiden berm van het kanaal links en de opgolvende landouwen rechts, als een wijd en stil-glanzend groen meer onder den schoonen, hoogen hemel.
De slijters waren nog volop aan 't praten en aan 't lachen over het geval, en de langzaam dalende avondzon brak opnieuw schitterend door de wolken, toen zij aan de overzijde van het weiland, op den berm van het kanaal, een groepje menschen zagen: drie dames en een heer, die van verre met belangstelling naar hun werk stonden te kijken. "Wie zijn datte!" riep Irma Pese. Niemand herkende ze.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek