United States or Spain ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Wat ik van Lisette wilde vertellen," riep de oude vrouw heftig, "dit zeg ik, dat zij het liefste schepsel op Gods geheelen aardbodem was, en dat zij sterven moest, alleen omdat omdat -Hoor, Lise, als ooit iemand iets in uwe oudtante te berispen heeft, spreek het tegen; want er heeft nooit reiner hart geleefd, maar er is er ook nooit één geweest, dat zoo schandelijk gebroken werd "

Als hij daarna den lof van een goed huwelijk heeft verkondigd, voegt hij er aan toe: Ik weet wel, dat "liede van gheesteliken abite" zich aan dezen lof zullen ergeren en mijne woorden berispen... maar hoe zouden zij aan kost en kleeren komen, indien de gehuwde lieden niet voor hen zorgden ? Tegenover dit drietal kiest slechts een dezer leerdichters de partij der geestelijken.

Men mocht dan haar stijve, smakelooze kleeding berispen: de bijbeltaal, waarin zij sprak, mocht niet altijd evenzeer ter snede worden aangebracht: zij velde wellicht nu en dan een te gestreng oordeel over schuldige vermaken; maar niemand kon haar te laste leggen dat zij niet in oprechtheid wandelde.

Is het zijne schuld, dat hij nog niet in de gelegenheid is geweest, zich, evenals gij, in den krijg te onderscheiden?" vroeg Cassandane. »Gij zijt de koning, wiens bevelen ik eerbiedig; mijn zoon zou ik echter kunnen berispen, omdat hij zijne blinde moeder, ik weet niet op welken grond, van de schoonste vreugde van haren ouderdom berooft.

dat is: een mensch, die volmaakt gezond van lijf en verstand, en dus gelukkig wil zijn, moet geen hoop en geen vrees, geen vreugd en geen leed gevoelen. Dat recept is van Boetius, zeide mijnheer Van N.; je vindt het in zijn consolatio philosophiae. Dat is eene verfoeilijke leer, zeide mevrouw Van N., er zich in mengende, en die dat gezegd heeft is zeer te berispen, Boetius!

~Berispen~ heeft de bijgedachte, dat een meerdere zijn mindere diens verkeerde handelingen onder 't oog brengt en hem in afkeurende woorden daarover bestraft; het wordt dus van de personen zelf gezegd. De onderwijzer ~berispte~ den leerling over het slordige werk.

Wij hebben in de mannen de groote hoedanigheden aangekweekt die tot nut der maatschappij strekken en die ook door den druk van hunne economische omstandigheden ontwikkeld werden; wij deden dit door te prijzen of te berispen, te beloonen of te straffen, en met de hulp van wet en gewoonte.

In vroeger dagen was ik even gelukkig als gij thans zijt. Geheel Egypte kende mij, den armen zoon van een hoofdman, en gewaagde van mijne dartelheid, mijne guitenstreken, mijne luchthartigheid en mijn aan roekeloosheid grenzenden moed. De gemeene soldaat droeg mij op de handen. Mijne meerderen vonden veel in mij te berispen; maar uit liefde voor den dollen Amasis zag men alles door de vingers.

Het docht hem halvelings dat hij, met de gebaren van zijne vreemde liefde, aldoor zondigde tegen de behagelijke wetten van God. Lieven Lazare benaderde in slaande bewoordiging deze zedelijke zwakheid en raadde precies de ongemakkelijke stemming, waar, binst zulke oogenblikken, zijn vriend Johan gekluisterd zat. Hij liet niet na hem hierover met goddelijke wreedheid te berispen.

In een papyrus, uit den tijd der Ptolemaeën, vinden wij het oude hulpmiddel, een koning te berispen, door hem een passende geschiedenis te vertellen.