Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 5 juni 2025
Maar nu ben ik niet bang meer, of je zult wel door de wereld komen. Dat Tom dubbel in zijne nopjes was, nu zijn vader hem zoo prees, kun je begrijpen: dat was hem nog niet vaak overkomen. Van dien tijd af heette Tom overal: Slimme Tom. Overal, want de vader en de moeder en de broers vonden de geschiedenis te mooi, om ze niet overal te vertellen aan ieder, die ze maar hooren wou.
Er is in zijn oogen niets van dien geest, van dat vuur, dat zoowel deugd als intellectueele begaafdheid verraadt. En dan bovendien nog, mama, ik ben bang dat hij eigenlijk geen goeden smaak heeft. Om muziek schijnt hij weinig te geven, en al bewondert hij nog zoozeer Elinor's teekeningen, 't is niet de bewondering van iemand, die hun waarde beoordeelen kan.
Hij kon niet begrijpen hoe dat gekomen was, want Moeder had de kist afgesloten, eer ze heenging. 't Zou Moeder niet overkomen, dat zij de kist open liet, als hij alleen thuis was. Hij vond het griezelig. Hij was bang, dat een dief de kamer was binnengeslopen. Hij durfde zich niet verroeren, maar zat stil in den spiegel te staren.
Nooit heb ik hem bitter hooren klagen, razen of verwijten doen. Voor vrouw en kind was hij uitnemend zacht en goed. Aan omgang met wie ook, buiten zijn gezin, scheen hij in 't geheel geen behoefte te hebben. Hij was niet bang, hij was niet boos, hij was niet valsch noch nijdig: ik weet niet hoe het met hem was. Alleen was er iets vreemd, iets macabervreemds aan hem.
Toen hij, in zijn eigen hoek terug was en op den gong wachtte, keerde Pat zich naar Stubener. "Waarom is hij boos op mij?" vroeg hij. "Hij is niet boos," antwoordde Stubener. "Zoo doet hij altijd; hij probeert je bang te maken. Dat is een mondgevecht." "'t Is geen bokser," vond Pat en Stubener merkte met een snellen blik op, dat zijne oogen even zacht blauw waren als gewoonlijk.
Ik heb wel eens in vroolijken Carnavalstijd gedacht maar in Nice, niet in Florence : denk eens, dat de wereld en het leven nièts dan Carnaval was, altijd Carnaval en dat wij allen nièts anders waren dan Pierrot en Arlekijn en Colombine, met maskerzielen, maskeravonturen, maskerlief en -leed... Een gekke gedachte natuurlijk, alleen in Carnavalspret of... idem -weemoed te denken! Maar in zoo een stuk van Goldoni zijn het leven en de wereld, zoo dan niet heelemaal, toch wel voor de helft "Carnaval" en geestig en bekoorlijk en soms gevoelvol "Carnaval". Want zijn de deftige rollen meestal "de graaf" en "de markiezin" en zijn de jeugdige rollen meestal Florindo en Rosaura de geliefden, die elkander "krijgen" ten slotte de andere, de reliëfrollen komen den Maskers toe en zij gedragen zich wel zonderling Carnavals-achtig in die zelfde deftige of liefdevolle achttiend'-eeuwschheid. En zoo zagen wij tusschen de gepoederde pruiken en paniers over kanten onderhoepel, tusschen de fluweelen rok met jabot en korte broek met kuiten, tusschen mouches en complimentjes en fadeurs zich bewegen de Maskers van Pantalone, den Venetiaanschen koopman, van Arlecchino en Brighella, de twee Bergameske knechtentypen; zoo zagen wij in het zevendtiend'-eeuwsche kluchtspel der "Vergeefsche Voorzorgen" den barren Capitano Spaventa, die bang is zelfs voor het houten zwaard van Arlekijn, den Bologneeschen Dokter Balanzon, wiens welsprekendheid geen einde neemt; Tartaglia, den stotterenden notaris en Colombine, het kamerkatje, zij dartelend
Zij zijn ons uiterst dankbaar, lachen ons vriendelijk toe, en zouden zeker graag een praatje met ons maken, als zij maar konden. Ze zijn nu in 't geheel niet bang meer; eer het tegendeel. Om drie uur 's middags gaan de prins, Zurbriggen en ik, begeleid door een der Kirghizen te paard, een uitstapje doen. We richten onze schreden naar de bevallige Oustchiar-spits.
De rendieren stoven er wild van door bij dat wonderlijk gezicht, maar keerden zich om na een paar verschrikte sprongen, om te zien wat hen bang gemaakt had.
"Het heeft al dien tijd in den koffer gelegen onder onze blousjes. En Fritsje durfden wij er niet opzetten, omdat we bang waren, dat het kuikentje dan dood zou gaan." "Ik begrijp toch niet recht, wat je bedoelt," zei vader, die moeite deed ernstig te kijken; "vertel mij eens, w
Niet dat het werk hem zoo zwaar viel; maar omdat zijn hart van verlangen sneller en sneller ging kloppen. Soms begonnen de handen hem zoo te beven, dat hij rusten moest. Dan groef hij weer voorzichtig verder, bang, dat hij de raap beschadigen zou. Hij groef en groef en kwam nog maar altijd niet aan 't einde.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek