Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 juni 2025
"Ik hoop," zei Athelstane, eenigszins opgewekt door de laatste woorden van zijn vriend, "dat zij niet vergeten zullen om ons tegen den middag wat wijn en ververschingen te zenden; ons werd nauwelijks één oogenblik voor het ontbijt vergund, en het eten bekomt mij nooit goed, als ik zoo van het paard kom, ofschoon de geneesheeren dit aanbevelen."
Er was klaarblijkelijk niets meer met Athelstane te beginnen; of, zooals Wamba het uitdrukte in eene spreekwijze, welke van den tijd der Saksers tot op ons is gekomen, hij was "een haan, die niet vechten wilde." Cedric had nog slechts twee bezwaren tegen het huwelijk der minnenden te overwinnen; zijne eigene hardnekkigheid en zijn afkeer tegen de Normandische dynastie.
"In Gods naam!" zei Cedric, zich tot den gewaanden geest van zijn overleden vriend wendende, "indien gij een sterveling zijt, spreek! indien gij een geest van een afgestorvene zijt, zeg dan, waarom gij ons weder bezoekt, of wat ik doen kan, om uwe ziel tot rust te brengen. Levend of dood, edele Athelstane, spreek tot Cedric!"
"Uwe gedachtenis zal bewaard blijven", zei hij, "zoo lang trouw en liefde nog op aarde geëerd worden. Maar ik hoop middelen te vinden, om Rowena, en u, Athelstane, en ook u, mijn armen Wamba, te redden; gij zult mij in dit opzicht niet overtreffen." De kleederenverwisseling was nu geschied, toen een plotselinge twijfel bij Cedric opkwam.
Wie zou gedacht hebben, dat gij, edele Athelstane, die uit Haralds bloed afstamt en dat ik, wiens vader niet de geringste onder de verdedigers van den Saksischen troon was, de gevangenen van een ellendigen Normandiër zouden worden, in dezelfde zaal, waar onze voorouders een zoo groot feestgelag vierden?"
"Ik heb nog maar te zeggen," voegde de Sakser er bij, "dat gedurende de begrafenisplechtigheden van den edelen Athelstane, ik zijn kasteel Coningsburgh zal betrekken.
"Dit laatste gedeelte van uwe rede, Dennet," zei de minnezanger, "heeft u een paar ribben gered!" "Stil maar; ik vrees hem niet!" hervatte Dennet; "ik ben wat oud en stijf, maar toen ik bij Doncaster in het worstelperk trad, " "Maar het verhaal, het verhaal, vriend!" riep weder de minnezanger. "Wel, het verhaal komt hierop neder: Athelstane van Coningsburgh werd in St. Edmunds klooster begraven,"
Men kan er bijvoegen, dat, zoo laat door het woud reizende, Cedric en Athelstane niet minder op hunne afkomst en hun naam steunden, dan op hun moed.
"Het is Richard Plantagenet zelf," antwoordde Cedric; "evenwel behoef ik u niet te herinneren, dat, daar hij als een vrijwillige gast hierheen is gekomen, hij beleedigd noch gevangen gehouden mag worden; ge kent uw plicht als gastheer jegens hem!" "Ja, op mijn woord!" zei Athelstane; "en mijn plicht als onderdaan bovendien; want hier zweer ik hem trouw, met hart en ziel!"
"Ik eisch," hernam Athelstane, "eene eervolle gevangenschap, met behoorlijke zorg voor tafel en bed, zooals mijn rang en een ridder toekomt, die omtrent zijn losgeld onderhandelt. Daarenboven houd ik dengene, die zich voor den besten van ulieden houdt, voor verplicht, om mij later rekenschap te geven voor deze aanranding mijner vrijheid.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek