Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 1 juni 2025


Zoodra 't hem weer vergund was te wandelen met de Hallemannetjes d.z.b.f. waren, ylde hy naar de brug buiten de aschpoort, om z'n boeiende lektuur voorttezetten, en hy herhaalde dit tot het rampzalig oogenblik waarop-i moest afscheid nemen van z'n held, die op 't laatste blaadje als berouwhebbend generaal-majoor sterft in de armen van de deugdzame Elvira.

Als om hem 't begrypen onmogelyk te maken, keerden zy zich telkens om als-i juist op 't punt meende te zyn eenig gevolg verzekerd te zien aan z'n onbescheidenheid, en dan slenterden ze weer den weg naar de Aschpoort op. De arme jongen meende te droomen, want zelfs 't niet verstaan van wat er gezegd werd, bracht het zyne tot z'n verbazing by.

Neen, ik zal denken aan 't meisje. Goeden avend, Femke... Wouter kreeg een zoen, zoo hartelyk als-i verdiend had met z'n vertelling. En droomend van Aztalpa, die op 'n bleek paste, stapte hy door de aschpoort, en naar huis. De maan scheen helder, en 't speet hem, dat-i niet nog wat by Femke had kunnen blyven. Hy verbeeldde zich dat hy nu by 't maanlicht, beter nog dan anders zou verteld hebben.

Wouter ging naar de aschpoort, zocht het brugje, en begon daar bitter te schreien. Ga eens kyken wat dat jongetje scheelt, hoorde hy 'n vrouw zeggen tot een meisje van veertien, zestien jaren, 't kind heeft zeker iets verloren. Heb je wat verloren, jonge-heer? Wouter zag op, en schrikte. Want het was hem of-i dat gelaat herkende. 't Deed hem denken aan Fancy.

Tot kort na de expeditie naar ouwenbrug, hartenstraat en aschpoort, was Leentje Wouter's eenige vertrouwde. Haar liet-i de verzen lezen die versmaad waren door lange Ceciel. Haar klaagde hy z'n smart over de onrechtvaardigheid van meester Pennewip, die hèm "redelyk" gaf, en "uitmuntend" met 'n krul, aan 't roodharig Keesje.

Ben jy wel eens buiten geweest, mannetje, zeg? J...a...wel, m'nheer! Dit antwoord viel den gek tegen. 't Was dan ook wel 'n beetjen onvoorzichtig van Wouter zoo plomp op de ydelheid te trappen van iemand die duidelyk te kennen gaf dat-i het buiten-zyn voor z'n privatief domein houden wilde. Jy ... weleens ... buiten geweest? En wáár dan, mannetje? Op den Singel, m'nheer, buiten de Aschpoort.

Van 't oogenblik af dat-i de aschpoort en z'n molens had weergezien, had-i zoo weinig aan juffrouw Laps gedacht, dat 't mensch zonder genade zou gestikt zyn, als hy belast ware geweest met het leveren van haar adem. 't Was 'n geluk dat-i niet van pater Jansen sprak, of van dien rook, of van Afrika.

Alweer zou hier 'n algemeen schaterend gelach zyn opgegaan, indien er door iemand anders dan den oudeheer zelf mocht gelachen worden op 't kantoor. Deze oefende in z'n eentje zoo goed mogelyk de funktien van koor uit. Dieper legde z'n pen neer. Wilkens fronsde 't voorhoofd. Pompile meesmuilde. En zelfs 't officieel gelaat van Eugène vertrok zich byna in 'n plooi. Hi, hi, hi, buiten de Aschpoort!

Het is my inderdaad onmogelyk, den lezer meetedeelen welken weg Holsma's koetsier moest inslaan, om van de Aschpoort den Kolveniers-burgwal te bereiken, en wel zóó dat-i de nog altyd verschrikte Kaatje kon afzetten by de Pietersens.

En jy, mannetje, zeg jy nu eens hoe 't je buiten bevalt? Want, jongen, je bent nu... buiten! Verbeeld je, mynheer Krucker, hy meende dat-i buiten was op den singel by de Aschpoort! Hi, hi, hi, d

Woord Van De Dag

verheerlijking

Anderen Op Zoek