United States or Heard Island and McDonald Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Men kan zich de groote vleeschetende dieren niet denken zonder kudden van grasetende dieren, en de laatste zijn niet denkbaar zonder uitgestrekte grasrijke vlakten. Ieder levend wezen moet de afspiegeling zijn van eenen bepaalden vorm zijner omgeving.

Van al de duitenplateryen waarmee hy Kamers en Natie eenige jaren aan de praat hield, noem ik nu alleen de fameuze komptabiliteitswet, 'n monument van bureaukratische onbruikbaarheid, en als zoodanig de getrouwe afspiegeling van den man zelf. Hy was 't ook die zoo byzonder veel bydroeg tot de verlamming van 't gezag in de binnenlanden, door de splitsing van rechterlyke en besturende macht.

Verder moge hier nog opgemerkt worden, dat de ruwheid van vele tooneelstukken en de ongelijkmatigheid hunner deelen, zoodat hardvochtigheid en meewarigheid, onbeschaafdheid en fijn gevoel, grootspraak en gematigdheid er vaak onmiddellijk aan elkander grenzen, inderdaad een afspiegeling was van den geest dier tijden, waarin niet zelden stralende glans en lage gezindheid, fijne kunstzin en grove ruwheid, hooge beschaving en losse zeden, zelfopofferende heldenmoed en lage schraapzucht met elkander gepaard gingen.

En de bergen weenden, als ijle roerlooze spoken, somber droevig en tragisch onder eene ontzachelijke, bovenmenschelijke smart: een leed van reuzen en azen; het fjord, met zijn stadje, wat groezelige vlakjes van dakjes en huizen, en het vaalwitte châlet van het Grand-Hôtel het weende, roerloos onder de zwarte afspiegeling van de lucht: eene spectrale kilheid rees uit de kom van het fjord op naar die drie menschen in de hoogte, niets, verloren in het tastbare waas van den nevel, die zwaar op hunne oogleden zonk.

Maar voor Goethe was hij een twijfelende zwakkeling, half groot, half klein man, een uitvoerig uitgewerkte Weislingen, een afspiegeling dus van den zieletrek dien hij in zich zelf leerde haten toen hij Friederike verstiet, en dien hij nu wilde hekelen.

Zij gaven elkander de hand en scheidden. Grauw en regenachtig scheen de Februari-ochtend door het venster der woning van Oom Tom binnen. Hij bescheen treurige gezichten, de afspiegeling van bedroefde harten.

Even als de Engelschen in de trans-oceanische wereld, de buitengewone bloei hunner rijke literatuur te danken hebben aan hunne zeevaarders, kooplieden en kolonisten, zoo hebben de Engelschen bij ons, deze gunstige uitkomst aan hunne uitstekende dichters en schrijvers te danken. Ook deze literatuur is in hare verschillende takken weder eene afspiegeling van den geest, die de natie bezielt.

De poëzie der troubadours is nu in de eerste plaats een lied, begeleid door de viool of de harp. »Een liedje zonder muziek is gelijk een molen zonder water", heet het uitdrukkelik en de troubadours waren vooral komponisten. In plaats van de eenvoudige, eentonige muziek van het volkslied met zijn symmetriese herhalingen van de melodie, geven zij er een dat veel kunstmatiger is, waarschijnlik onder invloed van de kerkmuziek. Maar van die muziek der troubadours hebben wij eigelik niets meer over dan de afspiegeling er van in hun verskunst. Als een stroom van harmonie, een volheid van rijm en rhythme is die verskunst aan komen storten en heeft een ieder met zich medegesleept. Het rhytme, meestal levendig jambies, laat niet, gelijk de volkspoëzie, versregels van de zelfde soort, regel aan regel op elkaar volgen, maar laat lange en korte afwisselen, en geeft strofen van zeer verschillende lengte en bouw. Met versregels van 2

Nu dan, de figuren in het schouwspel "Iphigenie" zijn menschen in de losse gewaden, die hun vormen schoon verhullen en edel laten vermoeden, die hun bewegingen vloeiend en toch strak doen zijn; en deze menschen, deze wezenlijke menschen, blijven aardsch genoeg om "natuurlijk" te denken, maar zijn ook ideaal genoeg om een afspiegeling te mogen heeten van het noodzakelijke, goddelijke, oer-menschelijke, waarnaar men zich alle menschen geschapen acht, volgens eeuwige, onveranderlijke wetten.

Lijden en werken is de kern van het leven; het licht beschijnt alleen de oppervlakte, het binnenste van de aardkorst is donker; ernst is de grondtoon door de harmonie van het heelal heen; schoonheid komt hem verhelderen en veredelen, en als de zon weder opgaat over het leven is het een kalm verkwikkend licht, geene uitspatting van vonken; van die levensbeschouwing is de kunst, moet de kunst zijn de afspiegeling, de incarnatie: ernst op den bodem, hoe ook getemperd door de vreugde van het geluk, toch nooit afwezig; geene kunst, die uitspat, die verblindt, die de zinnen streelt en verrukt, maar eene, die verheft tot hoogere levensopvatting.