United States or Cook Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Dat is te casuweel," antwoordde vrouw Juttner; "ik weet beter: hersenziekte gehad, zenuwzinkingkoorts of zoo iets; laat dat maar aan mij over... 't Treft goed, dat ik pas een maand of drie hier in de stad woon; afijn, ik zal wel zorgen, dat ik er een mouw aan pas. En nou wat anders, baas Strijkman. Wat geef je wel aan mij en Kobus, als alles goed afloopt?

Een oogenblik heerscht er algemeene stilte op het kantoor, alleen afgebroken door het krassen der pennen en het kuchje van Strijkman, die zich de keel schraapt om beter te kunnen antwoorden op de vragen, welke hij verwacht, dat de heer Verhagen tot hem richten zal.

"Waarachtig niet!" "Nou 'k heb 't dan wel eens anders gehoord: ze hebben me ereis verteld, dat jij er niet vies van bent om goed te koopen, dat op den kop is getikt. De juffrouw, die beneden me woont, zei ten minste: "Ik heb uwé met dien ouwen Strijkman zien loopen; hoe je aan dien vent komt, begrijp ik niet: uwé is zoo'n bedaard, stil, ordentelijk mensch, en hij..." "Ze kent me niet eens!"

Strijkman is na haar vertrek moedeloos op zijn stoel neergevallen en zucht: "'k Ga op de flesch; wat moet ik beginnen, 'k heb niets geen recht tegen haar." Hij schreit van woede en spijt en slaat de magere, knokkelige handen herhaaldelijk tegen zijn voorhoofd. "Wat te doen, wat te doen?" Boven in huis op een der kamers is het onrustig geworden.

Een menschenziel is de eeuwigheid ingegaan en niemand van de overgeblevenen vraagt zich af: hoe? of waarheen? Zij dolen verder door het leven, tot ook het raadsel van 't sterven voor hen wordt opgelost. Strijkman heeft den kamersleutel tot zich genomen en eigent zich reeds in gedachten de honden of liever de opbrengst er van toe.

Als de klerk zich verwijderd heef, ziet Strijkman om naar de deur, staat op, opent die op een kiertje en ziet oplettend in de gang; niemand ziende gaat hij weer zitten en fluistert: "Zeg! dat's andere thee, hoor! Zoo heeft hij ons nog nooit ontvangen!" "'k Weet niet, Strijkman, maar ik ben niets op mijn gemak: 't is me nu al te mooi." "Ben je dol. Waarom?"

"Krates!" zegt Strijkman vrij luid, terwijl hij de lamp grijpt en omhooghoudt, om den jongen beter te kunnen zien. "Je hoeft mijn jongen niet uit te schelden, hoor! 't Kind doet je immers niets," bromt de vrouw en ontevreden laat zij er op volgen: "Ouwe kerel, je moest je schamen; dank God, dat jij geen bochel hebt."

Voordat de pandjesbaas recht weet wat er gebeurt, is de bultenaar van 't bed gesprongen, langs hem heen gegleden en heeft zich verschanst achter twee kisten, die als hondenhokken dienst hebben gedaan, terwijl hij nog eens sarrend herhaalt: "Sla nou maar toe, als je kunt." "Kom er uit, bochel, ik zal je niets doen; ik wil een paar woorden met je spreken," zegt Strijkman, met ingehouden drift.

"Hij heeft trek in zijn eten, Strijkman. Ja, Kobus, we gaan naar huis! Kom, zanik nou niet langer en geef het geld." "'k Heb 't niet bij mij; kom dan morgenavond maar na tienen." "Nou, goed dan! 'k Zal zoolang wachten, maar om tien uur precies sta ik op je stoep. Dag, Strijkkie! Kom, jongen!"

"Dat interesseert uwé wel, met verlof; want ik geloof, dat die Strijkman er meer van weet, maar het niet zeggen wil." "Hoe bedoel je dat?" "Nou, meneer, ik kon niks meer uit hem krijgen en daarom liep ik de trap eens op en vroeg bij een paar van de buren. Niemand wist er iets van; het waren allemaal menschen, die er nog zoo lang niet woonden.