United States or Senegal ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zoo ging het den armen heiligen nu altijd. De gansche wereld riep hen aan om hulp, maar slechts weinigen wisten hoe zij moesten bidden om geholpen te worden. En dan zei men, dat de heiligen geen macht hadden. "Allen, die wisten hoe ze moesten bidden, werden geholpen." Donna Micaela zag op in blijde verwachting.

Hem schoot als een bliksem de overweging door den geest, dat zij in des kasteleins Steen niet veilig waren en onmiddellijk in des vijands handen zouden vallen. Hij liep uit het gevecht, sprong in de kamer, waar de jonkvrouwen zich bevonden, en riep: "Gauw, gauw, volgt mij! Spoedig, of het is te laat!" "Ach, de arme Eggard, onze beschermer, onze verlosser!" riep Witta.

Halef sleepte hem achter zich aan, zoodat hij met zijn rug naar mij gekeerd was, en dus niet zag, tegen wien hij aankwam. Zich half omwendende, riep hij driftig: Stommerik, heb je dan geen oogen in je hoofd! Zeker heb ik oogen, Halef! Hij beerde zich nu om, en toen hij mij zag, zeide hij: Ah, Sihdi, ik wilde juist naar u toe!

Om hem te voldoen teekende ik alle stukken, die hij mij voorlegde, gaf hem de volmacht die hij begeerde en nam afscheid met de verzekering, dat ik terug zou keeren zoo ras de aangelegenheden in den Haag het mij vergunden. Inderdaad riep er mij niets dan mijn eigen verlangen en die onweerstaanbare begeerte om thuis te zijn, als men zich onwel gevoelt.

De riemen werden haastig ontgespt. Stemmen klonken dooreen. Een politieagent dreef het aanzwellende volk achteruit. Johan Doxa stond met het groote stuk kool in zijne armen. De politieagent riep in zijn verschrikt gelaat: "Wilt ge, potverdomme, de kolen laten liggen, gauwdief!"

Twee steenen monsters, gelijk aan die bij den schat der Atriden, stonden tegen de deurposten opgesteld, en ze geleek op Cybele tusschen haar leeuwen. Hoog van de balustrade boven Antipas' hoofd, de offerschaal op de handen, riep ze: "Dat Cesar leve!" Die hulde werd herhaald door Vitellius, Antipas en de priesters. Maar uit de diepte der zaal drong een gemompel aan van verrassing en bewondering.

"Ik geloof, dat ik me niet vergis: 't was don Rafael Ibarra." "Jawel, don Rafael Ibarra!" riep de jongeman zwakjes. "Och, ik dacht dat u 't wist!" mompelde de militair op medelijdenden toon, toen hij zag wat er in Ibarra's ziel omging. "Ik veronderstelde, dat u..... maar laat u niet ontmoedigen! Hier kun je niet een eerlijk man zijn zonder 's in de gevangenis gezeten te hebben!"

Hoe hij ook riep, niemand antwoordde hem; de bewoners, door het akelig nachtgevecht verrast en verschrikt, waren gevlucht. Mher Van Praet zette zich neder op eenen stoel en veegde zijn zweet af. Daar verscheen voor hem Disdir Vos, die met eenen zegevierenden lach op het gelaat hem vroeg: "Welnu, veldheer, heb ik mijn woord gehouden, of niet?"

"Wist ik maar, hoe ik in hunne taal zeggen moet, dat ik grooten honger heb!" riep Max Huber, spotziek als altijd. Van de drie gevangenen was Khamis de stilste. Hij had natuurlijk geen verstand van dierkundige vraagstukken en voor hem konden deze wezens niets anders zijn dan dieren, en wel apen.

"Waarom te laat, Francis?" sprak ik, nu snel vooruittredende, "als ik u verzeker dat het nog tijd is!" "Leo!" riep zij doodsbleek, en als ineenkrimpend onder hare smartelijke aandoeningen, viel zij op een stoel neer en bedekte zich het gelaat met beide handen.