United States or South Africa ? Vote for the TOP Country of the Week !


Parthaonides, Meleager, kleinzoon van Parthaon. Partheni = Parthini. Parthenia, parthenia, -neia, hymnen, die door een koor van jonkvrouwen met begeleiding van fluitspel gezongen worden, terwijl het zich op feestdagen in optocht naar een tempel begaf. Als dichters van Parthenia zijn bekend Alcman, Pindarus, Simonides e.a.

De hovelingen, die aanvankelijk bij het zien van den leeuw vol schrik waren weggevlucht, maar op eenige geruststellende woorden van Iwein weer naderbij kwamen, riepen vol vreugde uit: "Heil den Leeuwenridder! den dapperen bestrijder van reuzen, den edelen redder van jonkvrouwen!"

De oudste vrouw, Machteld, was de dienstmaagd der jonkvrouwen die, naar hare kleeding en manieren te oordeelen, tot eene zeer hooggeplaatste familie behoorden.

"Vrees niet, heer oom", antwoordde de jonge ridder, "mijn besluit is genomen, rechtzinnig genomen; ik zal onderwege mijne krachten verzamelen en, wees zeker, mij zal de moed niet ontbreken om mijnen plicht tot het einde te volbrengen." "Toon u ten minste een weinig lieftallig voor jonkver Placida." "Hoofsch en minzaam moet een ridder immer met jonkvrouwen zijn. Dit kan ik niet vergeten.

Intusschen had Isis in eene der kleine booten den vasten wal bereikt, en dwaalde nu met loshangende haren, onder het uiten van luide weeklachten en gevolgd door de jonkvrouwen, die evenals zij de booten verlaten hadden, langs den oever.

Hierdoor werden de meisjes uit de omgeving natuurlijk schaarsch, en om nu één der jonkvrouwen uit het land voor een volgende gelegenheid te sparen, werd Diana, die naar het eiland gebracht was, op een morgen aan de rots gebonden, en als een tweede Andromeda aan de genade van het monster prijs gegeven.

Ook hier vinden wij bedreigde en verloste jonkvrouwen, den zoon van een gastheer gedood, gevechten met roofridders en reuzen enz. Het godsdienstig gevoel in den Flandrijs schijnt sterker dan het gevoel voor het ridderwezen.

Vrouwen en jonkvrouwen, bekoorlijk, dartel, plaagziek, wie de minne in het hart en op de tong lag. Kwam dat adellijk jonkvolk samen, wat hoorde men dan een levendig spel van woord en weerwoord; van dartele behaagzucht en schalke veinzerij tegen vurige liefde en ootmoedige toewijding.

De jonkvrouwen kon ik niet naderen. Zij worden bewaakt door twintig wapenknechten, die allen toegang tot hen afgesloten houden.... Nu, wat beduidt dit blij gejuich? Ha, de arme poorters mogen den burg verlaten!" Inderdaad, er was een wapenbode verschenen die vanwege den veldheer de toelating had gebracht om de poorters van Brugge uit den burg te laten gaan.

Jawel kale jonkvrouwen met een heelen boel verbeelding en wind op het lijf! hier staan wij; ik en m'n man; en we gaan hier om zoo te zeggen zoo goed als in ons eigen huis, en als je maar geduld hebt, dan zie je mettertijd nog eens een heel ander kroontje op de kaartjes van de familie Van Armeloo dan het magere ding, waarmee jelui zoo'n laffen bluf maakt."