United States or Botswana ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het is geheime zending", antwoordde Disdir. "Om de vrijheid van Kerlingaland te redden, ontziet men geene gevaren. Ik zal terugkeeren binnen een paar uren, later misschien, in alle geval voordat het dag worde. Let wel op dat men mij niet te lang voor de poort late staan. Ik zal driemaal kloppen op der Kerlen wijze en zeggen "Wolf en Vos". Dit is het woord.

Na een oogenblik wederstand te hebben geboden, gaf Robrecht toe aan zijn dringend verzoek en volgde hem tot in eenen hoek der zaal, waar beiden begonnen te kouten, Disdir ernstig en vleiend, Robrecht met onwil en spijtige gebaren.

Weet gij wie onze stad aan de Isegrims heeft verkocht? wie, als een godverlaten moedermoorder, de vijanden binnen Brugge heeft geleid? Wie? Disdir Vos! O, het wangedrocht! Hij is de schuld van den dood onzer arme Kerels, de schuld van Robrechts dood. Hij kome, hij hoone mij nog door zijne laffe liefdewoorden!"

Disdir Vos, de verrader, die sedert de nachtelijke overrompeling der stad het bijzondere vertrouwen van den veldheer scheen te genieten, stond nu insgelijks achter hem.

"Ach, hadde de dood mij getroffen dezen nacht!" "De vijanden kunnen komen; wij zouden bezwijken. Ons leven behoort toe aan de verdediging van den burg; het hier langer nutteloos wagen, ware verraad." "Verraad, verraad?" mompelde Robrecht, terwijl hij zijnen gezel lijdzaam volgde. "Ja, Eggard, verraad! Nu begrijp ik alles. Disdir Vos had de wacht bij de Kathelijnepoort. Zoo had Burchard het gewild.

"Zonder dat gij het wist?" onderbrak Disdir met eenen glim van blijdschap. "Slechts dezen morgen, bij de aankondiging van mijn huwelijk ontsnapte ons dit geheim." "En gij hadt nooit te voren uwe liefde bekend?" "Noch ik, noch zij. Geen woord had ooit deze geheime zucht onzer harten verraden." "Ach, bedriegt gij mij niet, Robrecht?" "Wanneer heb ik iemand bedrogen?

De wapenbode keerde terug naar de ridders die onder elkander met zekere hevigheid over deze voorstellen begonnen te raadplegen. Intusschen was Disdir Vos, door den gang der onderhandelingen verstout, uit zijne schuilplaats getreden en stond nu nevens de geknielde Witta, waar hij met eenen ridder, die de overste der wapenknechten scheen, begon te spreken.

Te midden zijner wacht stapte Robrecht met opgeheven hoofd en koele beradenheid voort. Zijn blik was evenwel onvast en wijfelend, en zoozeer scheen hij vreemd aan alles wat rondom hem geschiedde, dat hij niet meer acht op de tegenwoordigheid van Disdir Vos scheen te slaan, dan of hij hem ooit hadde gekend. Al zijne denkingskracht was in een enkel gevoel verslonden.

Ondertusschen waren de honderd man, die den eersten aanval zouden wagen, op handen en voeten over de brug nader gekropen, en lagen nu stil en met opgehouden adem ter aarde, op eenige stappen achter Disdir Vos en zijne gezellen.

Hij was zelfs aan de wang gekwetst geworden; maar hij gaf er geene acht op, want alhoewel hem bloed in den hals liep, had hij slechts eene ondiepe snede bekomen. Burchard en Disdir Vos waren met een gedeelte hunner mannen komen toegeloopen; maar hunne hulp was overbodig, dewijl er boven den wal geene ruimte was om nog meer strijders toe te laten.