United States or Luxembourg ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dan rees er een lange en schallende wraakkreet onder de menigte op, en terwijl velen der tegenwoordig zijnde lieden den burg afvloden, staken de anderen de gebalde vuisten dreigend tegen de Kerels op en stuurde hun de schrikkelijkste vermaledijdingen toe.

Hun scheen het zonderling dat de poorten van den burg gesloten waren en men geenen enkelen poorter bemerkte. Bijna gansch het plein was overdekt met gewapende benden. Wat ging hier geschieden? Zou men, nog denzelfden dag en binnen den burg hen ter dood brengen? Alles kondigde het hun aan.

"Blijft zonder de minste vrees", ging Kobrecht voort. "Ik heb alles voorzien en geschikt, opdat geen gevaar in mijn afwezen u bedreige. Trouwe, verkleefde dienaars zullen waken over uwe rust. Gebeurde er iets in de stad of in het land, dat u om meerderen steun of om eene veiligere schuilplaats deed wenschen, gaat naar den burg.

Zij wekten hunne gezellen en zeiden hun wat er geschiedde, en hoe duizenden menschen in den burg gingen treden; maar dewijl de Kerels uiterst vermoeid en slaperig waren, wilden de meesten hunne rust niet laten, om naar iets te gaan kijken dat hun als geen gevaar aanbiedende, geheel onverschillig was.

Zij zouden hun leven lang den abt zegenen, indien hij bij den veldheer de verlossing van zoovele goede, maar ongelukkige Christenen wilde bewerken. De abt beloofde hun eene poging ten hunnen voordeele te beproeven; en toen hij van den proost en van de oversten der Kerels de verzekering had bekomen dat zij het wegdragen der gewijde zaken niet zouden beletten, verliet hij den burg met zijn gevolg.

De tijding van de komst der priesters verspreidde zich onmiddellijk door den burg, en iedereen kwam buiten op het plein; zelfs de Kerels, die op de muren geene vaste wacht hadden, daalden naar beneden. Welhaast werd de poort geopend en de wapenbode met zijn gevolg binnengelaten.

Bij den ingang van het dorp ligt een heuvel, de "Burg" genoemd, waar oudtijds een sterk kasteel stond. In de ruime kom van het dorp met een overschaduwd plein, een soort van "bosch", verrijst de oude kerk, een Gothisch gebouw met kleine, in lood gevatte ruiten.

De uitdrukking "te berde brengen" in het eerste lid van art. 41 R. O. is niet in dien beperkten zin op te vatten, dat het schriftelijk bewijs van huur aan den kantonrechter zou moeten worden overgelegd om diens bevoegdheid uit te sluiten. Van de beschikking van den president der Rechtbank ingevolge art. 821 Wetb. v. Burg. Rechtsv. staat hooger beroep bij het Hof open.

Graaf Lodewijk de Saliër, de Springer bijgenaamd, met wien wij reeds te Reinhardsbrunn kennis maakten, dwaalde, op een zijner jachttochten, over berg en dal, tot hij den top bereikte van den fieren rotskegel, waarop nu de Wartburg troont. Getroffen door de schoonheid van het landschap en het wijde vergezicht, riep hij in geestvervoering uit: "Warte Berg, du sollst mir eine Burg werden!" De plek, waarop hij stond, was echter in het bezit van den heer van Frankenstein: maar graaf Lodewijk wist raad. Op zijn slot den Schauenburg, liet hij twee houten torens en een woonhuis timmeren, die nu op zekeren dag naar den uitverkoren berg werden overgebracht en daar opgeslagen. De Frankensteiner beklaagde zich bij den keizer over deze schending van zijn eigendomsrecht; graaf Lodewijk verweerde zich zoogoed hij kon; en als de zaak den keizer te duister werd, vorderde hij, dat Lodewijk, met twaalf zijner ridders, onder eede zou verklaren, dat hij de beide torens en het huis op zijn eigen grond en bodem had gebouwd. De Graaf, een middeleeuwsch edelman, deinsde terug voor een meineed: maar zijn vernuft liet hem ook nu niet in den steek. In allerijl liet hij des nachts eenige honderde korven, met aarde van zijn eigen erfgrond gevuld, naar den berg dragen: nu deed hij met zijne ridders, terwijl zij hunne zwaarden in dien grond staken, den eed, dat hij op eigen bodem stond. Daartegen viel niet in te brengen: en 's keizers uitspraak wees den berg aan graaf Lodewijk toe. Welhaast verrees daar nu de burgt, die, in den loop des tijds, deels vernieuwd, deels vergroot en bijgebouwd, langer dan drie eeuwen de zetel der landgraven van Thuringen zou zijn, en gedurende dien tijd het middeleeuwsche leven, in zijn rijksten glans, in al zijne wonderbare heerlijkheid, zich binnen zijne muren zou zien ontplooien. Landgraaf Balthasar1406) was de laatste vorst, die op den Wartburg woonde; zijn zoon, met wien het oude geslacht ten grave zonk, bracht zijne hofhouding naar Weissensee over. Sinds dezen tijd stond de oude vorstelijke burgt eenzaam en verlaten, aan verval en vergetelheid ten prooi. Luther toefde hier, na den Rijksdag te Worms, tien maanden lang, onder den naam van Jonker George; na zijn vertrek van dit zijn "Pathmos", scheen zich niemand over den steeds meer tot bouwval zinkenden burgt te bekommeren, tot eindelijk het zooveel gerucht makende studentenfeest van 1817 de aandacht weder op het aloude slot vestigde. Maar eerst nadat in 1847 de groothertog Karel-Alexander van Weimar het loffelijke besluit genomen had, den stamburgt der Saksische vorsten in zijne aloude heerlijkheid te herstellen, werd de Wartburg als tot een nieuw leven herboren. Het moeilijke en omvangrijke werk der restauratie werd, naar het plan en onder het oppertoezicht van den hofbouwraad Dr. Von Ritgen uit Giessen, onder leiding van den architekt Dittmar, en met medewerking van verschillende uitnemende kunstenaars, met de uiterste zorgvuldigheid ter hand genomen en voortgezet. Het nadert thans zijne voltooiing. De oude burgt vertoont zich weder, voor verreweg het grootste gedeelte, in nagenoeg dezelfde gedaante, als in de dagen van zijne bloeiende heerlijkheid. Maar het was niet enkel te doen om eene zoo getrouw mogelijke restauratie van de grijze veste: eene hoogere gedachte lag aan den arbeid ten grondslag. De Wartburg moest zóó hersteld worden, dat hij een getrouw beeld te aanschouwen gaf van het schitterende tijdvak, toen, in de twaalfde en de dertiende eeuw, Thuringens machtige landgraven hier hun prachtig hof hielden, en het slot de kampplaats was der grootste duitsche dichters in de middeleeuwen; en dan later, van het begin der zestiende eeuw, als wijkplaats van Luther, en als uitgangspunt van den grooten strijd der Hervorming. Vier groote momenten in de ontwikkelingshistorie van den germaanschen geest moesten hier, in beeld, worden veraanschouwelijkt: de romantiek der riddertijden, de epische poëzie der middeleeuwen, de katholieke mystiek, en de zegepraal van het Protestantisme. Met de uiterste zorgvuldigheid, met zeldzaam talent en degelijke, ernstige, veelomvattende geleerdheid, aan fijnen kunstsmaak gepaard, is dat groote en moeilijke werk jaren achtereen voortgezet en bijkans voltooid. De eigenlijke Hofburg staat, althans in de hoofdtrekken, weder geheel daar, zooals hij zich tijdens de regeering van landgraaf Herman

Daar was eens een reus en zijn naam was Druon-Antigoon en zijn gade was een reuzin. En op den schoonen oever van den breeden Schelde-stroom bouwde zich Druon-Antigoon een sterken burg, en de zalen waren vervaarlijk groot en hoog.