United States or Macao ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar onder het hooge gewelf zweemde die roode klaarte langzaam in schemers weg, en lichtpunten tintelden daar, als des nachts de sterren door takken heen. Door den boog van het wijd-open poortvak kon men de toortsen zien vlammen op de huis-terrassen, want Antipas onthaalde zijn volk, en allen die zich aangemeld hadden.

"De ergste van allen," riep Eleazar uit "wat een lage goochelaar!" Achter den Viervorst richtte een man zich op, bleek als de rand van zijn chlamys. Hij daalde van de estrade, den Farizeërs toeroepend: "Leugens! Jezus doet wonderen!" Antipas zou er willen zien. "Ge had hem mede moeten brengen! Vertel ons eens alles over hem!"

Alleen uit vrees dat Vitellius hem er van berooven zou, had Antipas ze gevangen gezet in deze grot, die uitsluitend diende tot berging van dieren in tijd van oorlog. "'t Is een slechte stalling hier," zei de Proconsul, "en ge loopt gevaar dat ze omkomen! Maak de schatting op, Sisenna". De tollenaar haalde het schrijfplankje uit zijn gordel, telde de paarden en schreef ze in.

Haar blik zocht-om naar hulpe. De Farizeërs sloegen huichelachtig de oogen neer. De Sadduceërs, die vreesden den Pronconsul te beleedigen, wendden het hoofd af. Antipas scheen den dood nabij. De stem werd sterker, zette zich uit, bulderde als het geweld van den donder, en door de echo der bergen weergalmd, deed ze Machaerous in haar telkens herhaalde uitbarstingen op zijn grondvesten schudden.

Mannaëi antwoordde: "Ze hebben geheimzinnige woorden gewisseld, zooals dieven doen, 's avonds op den viersprong der wegen. Daarna zijn ze heengetogen naar Noord-Galilea, aankondigend dat ze een groot nieuws zouden brengen." Antipas boog het hoofd. Toen als in angst: "Bewaak hem! bewaak hem! En laat niemand binnen. Sluit de deur goed! Bedek den put! Men mag niet vermoeden dat hij leeft!"

De gesloten oogleden waren bleek als schelpen; rondom straalden de luchters. Het hoofd kwam bij de tafel der priesters. Een Farizeër keerde het nieuwsgierig om en om, en Mannaeï zette het weer stevig recht en plaatste het vóór Aulus, die er door ontwaakte. Tusschen hun even open wimpers schenen de doode oogappels en de verwaterde oogappels elkaar iets te zeggen. Toen bood Mannaeï het Antipas aan.

Vitellius, diens zoon en Antipas namen de drie ivoren ligbedden in, die daar opgesteld stonden, één recht in 't midden, met de twee andere terzijde; de Proconsul lag links, dicht bij de deur, Aulus aan den rechterkant, de Viervorst op het middelste. Hij was gehuld in een zwaren zwarten mantel, welks weefsel geheel schuil ging onder kleurige ophechtsels.

In de kamerdiepte stond een ebbenhouten bed, welks ligmat uit riemen van ossenleder was gevlochten. Er boven hing een gouden beukelaar, die glansde als een zon. Antipas ging dwars de zaal door en strekte zich uit op het bed. Phanuel bleef opgericht staan. Hij hief den arm en sprak, als in bezieling: "De Allerhoogste zendt bijwijlen een zijner zonen. Jaokanann is een van hen.

"Ik ken hem!" zei Herodias, "zijn naam is Phanuel, en hij tracht tot Jaokanann door te dringen, wiens leven door uw dwaasheid zoo veilig bewaard blijft". Antipas wierp haar tegen, dat Jaokanann hun vandaag of morgen van dienst zou kunnen zijn. Zijn aanvallen tegen Jeruzalem zouden de rest der Joden tot hen doen overloopen. "Neen!" hernam zij.

"Wat geeft het, al moge zijn gramschap te heftig zijn? Ge moet hem vrijlaten." "Men laat geen dolle beesten los!" zei de Viervorst. De Esseër antwoordde: "Verontrust u niet! Hij zal naar de Arabieren gaan, naar de Galliërs of de Scythen. Zijn arbeid moet zich uitstrekken tot des aardrijks einden!" Antipas scheen verloren in een droomgezicht.