United States or Anguilla ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wat mij betreft, ik ben hier aan boord zooveel als schipper en ik heet Pieter Pietersz. Hein, als je 't niet en weet! En nu, zoekt wat te doen, ik wil je groeten; want ik heb ook mijn werk! Adjuus!" "Wat 'n aardig man is dat! Die lijkt me!" zeide Marten. "Dat wil ik wel gelooven," antwoordde ik.

En Mosch heeft hem nog een borrel en een boterham gegeven, en heeft hem den weg gewezen naar Demzin." "Nu, adjuus dan!" zegt Frederik. "Kom schout! Verder willen we immers niks weten." "Schout," zegt Frederik, toen zij een eind weegs van Pinnow en van den vink af zijn; "gij zijt toch een soort van een gerechtspersoon en moet het weten; welke straf staat eigenlijk op 't stelen van eene worst?"

En als de Fransoos komt, dien ik zoek, zeg hem dan dat ik gezegd heb, dat jij gezegd hebt, dat jou grootmoeder je verteld had: als hij zei, wat hij zei, moest gij hem zeggen, had ik gezegd, dat hij tegen jou niet moest zeggen schaapskop. En nu adjuus, Freier."

"Maar onthoudt dit, wanneer gij eens in Berlijn mocht komen, er is altijd een couvert voor u gereed." Ik maak eene buiging, zeg: Adjuus! en ga weêr naar Stavenhagen." "Dat 's braaf van u!" zegt bakker Witt. "Maar, wat helpt ons die heele, mooie krijgskunde?

"Adjuus, mijnheer de raadsheer!" En weg draafden zij, de Brandenburgsche poort uit. Wij, kinderen, stonden bij de poort en keken hen na. "Dat zijn geen' Fransozen!" zeî Johan Bank. "Dat zijn een paar van de onzen!" zei Frits Risch. En 't was alsof een eigenaardige trots over ons gekomen was. "God geve, dat zij wederkomen!" sprak de oude vader Rickert. En zij kwamen weder.

"Dat is eene andere zaak," zegt de oude heer. "Adjuus, vrind Voss! Ik zal 't niet vergeten."

En, baas Witt, ik heb niemand op de wereld, die naar het mijne omziet; als gij hoort, dat ik van den molen weg ben, zie dan eens naar mijne kist met mijn goed. En nu, adjuus! 'k moet van avond weer op den molen zijn." Daarop vertrok hij. Hendrik ging hem na. "Frederik, wat beteekent dit?" vroeg hij. "Wat dit beteekent?" hernam Frederik.

't is een beetje koel en 'k zou je hier nu mooi kunnen toedekken met een geducht pak slagen en daar zou geen haan naar kraaien; maar ik wil je toonen, dat ik een christelijk hart heb." Dit zeggende, gaat hij naar den wagen, haalt een paar armen vol stroo en werpt dat over hem heen, met de woorden: "Nu, adjuus!

Neen, mijn zoon; gij blijft hier bij mij tot ik terugkom, want ik moet naar mijnheer den baljuw, om eene dringende zaak. Kijk, Frederik staat daar al. Nu, adjuus, mijn zoon, en als ge 't met eene schikking eerlijk meent, dan kan daar wel wat van komen. Adjuus moeder, adjuus Fieken!" Daarop gaat hij de deur uit en klimt op den wagen.

Ik ben al veel lichter om 't hart. En met de andere zaak; met het bankroet meent gij...?" "Dat je een dwaas zoudt wezen, om je op je ouden dag nog met zulke dingen in te laten!" "Best, mijnheer de baljuw! Nu, adjuus dan!" Daarop ging de molenaar heen.