United States or Paraguay ? Vote for the TOP Country of the Week !


Vrind Voss, zegt hij, ik zal er in dank aan gedenken. En dan de Fransoos! Moeder, de Fransoos! Waar, duivel, is de Fransoos! Hij lag toch achter in den wagen; dat moet Frederik toch weten." Hij rukt het venster open en roept: "Frederik! Frederik! hoort ge dan niet?" Frederik hoorde hem heel goed, maar hij pinkte eens met het oog en zeide: "Ja, schreeuw maar!

Zoo naderden zij het Stavenhager bosch, en Frederik wees met de zweep naar een' beuk, waar nog stroo onder lag, en sprak: "Dáár heb 'k hem neergelegd." "Och of hij er nog maar lag," zegt de molenaar Voss. "Is niet te verwachten, baas! Want het heeft van nacht baksteenen geregend en in dit jaargetijde houdt zoo'n beuk niet veel tegen."

Achter hem volgden twee reusachtige, zwaargebaarde kozakken; met dezen onderhield hij zich een oogenblik, terwijl hij hen met den vinger op den ritmeester Voss wees, en stapte toen, de tafel langs, naar zijne zitplaats. "Wel!" zeide ik, "gij hebt het vandaag beter overlegd om goed bediend te worden."

"Goeden dag, vriend Voss!" "Wel, mijnheer, ik kom nog eens over mijne zaak praten." "Daar hebben we vandaag geen tijd toe," zegt de oude heer, "want je ziet wel, in welke omstandigheden wij ons bevinden." En mijn vader roept: "Mijn lieve Voss, komt gij eens hier en doe een christelijk werk; ga eens dwars voor dien Franschman zitten en neem hem eens in 't verhoor, maar scherp."

De dienstplicht begint op 22 jarigen leeftijd en duurt 10 jaar, met afloopende diensttijden en naar gelang het wapen waarbij men ingedeeld is. Voorbij het Fleischer's Hotel te Voss brengt een zijweg, door wegwijzers voldoende aangeduid, u naar het Finneloftet, op de wegwijzers het oudste wereldsche gebouw in Noorwegen genoemd.

De oude molenaar Voss had ondertusschen geen woord gesproken; hij zag, zoo goed het in den regen ging, den berg af, naar de landstraat heen. "Wat?" riep hij eindelijk uit, "dat is immers wel haast onmogelijk! Dat is immers alsof mijn Fieken en Hendrik van Jochem Voss daar komen aanrijden?" En... zoo was het. Waarom mijnheer de baljuw voor mijne moeder stond met eene ledige waschkom.

Rechts en links achter den ritmeester Voss had zich een der kozakken geplaatst om den last uit te voeren, hun door Klein gegeven: een last, die in deze korte waarschuwing was vervat geweest: "Indien de ritmeester Voss een enkele bete of een enkele teug van wat het ook zij in den mond neemt, schiet ik u dood."

"Moedertje," antwoordde hij, "ge hebt altijd gelijk, ik heb mij vreeselijk afgetobd, want geldzaken grijpen een mensch steeds zeer aan. Nu, de mijnen zijn in orde, zoo goed als in orde, want mijnheer de baljuw zeide: Vrind Voss, ik zal er in dank aan denken. En morgen bij tijds moet ik weêr naar Stemhagen." Daarop ging hij in het slaapvertrek, legde zich neder, en dadelijk sliep hij in.

"Ja, baas; ik wou gaan trouwen met Fieken, de dochter van schout Besserdich, die nu op het slot dient; en als Hendrik Voss met onze Fieken gaat trouwen, en als onze beide schoonouders er niets tegen hebben, dan heb ik zoo al eens gedacht, konden wij wel op éénen dag bruiloft houden." Dit was den ouden molenaar dan toch al te kras.

Ik liep naar binnen om zijn' hoed te halen, en toen ik hem dien bracht, beurde hij mij op, gaf mij een kus, en fluisterde mij toe: "Zeg aan moeder, dat ik gauw weêr hier kom." Nu ging de stoet op weg! twee man vóór, twee man achter, en in het midden de molenaar Voss, de bakker Witt en mijn vader. Toen zij voorbij het brandspuithuisje kwamen, werd de deur geopend, en wie kwam er uit?