United States or Cayman Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wie dacht er nog aan gevaar? Men hoorde den schipper lachen. "Ik heb hem de eer gegeven; hij heeft niets op me aan te merken!" Dit nu stemde menigeen bang, en men fluisterde, dat het eind der reis nog niet gekomen was. Men ging den ouwe uit den weg, die deed, of hij niets bemerkte. Even rustig en leutig bleef hij als vroeger, kalmpjes rookende.

»Ik gis dat gij een Engelschman zijt?" vroeg hij. »Ik gis, dat dit waar is," zeide ik, evenals hij door den neus pratende. »Ik dacht wel, dat wij niet lang in onze wateren zouden zijn voor wij er eenigen van jelui's gebroed uit het oude land zouden ontmoeten. Ge zoekt er toch geen kwaad in wat ik zeide?" vervolgde de schipper.

Evenals een koningsmantel golfde haar goudblond haar over haar volle schouders en viel in fraaie lokken op het sneeuwwit prachtgewaad, dat haar trotsche gestalte in een lichte wolk scheen te hullen. Wee den schipper, die op dit uur waarop moegewerkte oogen zich sluiten en levenslustige harten zich openen de rots passeerde.

Na een paar uren liet de schipper hun brood, kaas en bier voorzetten, waarna zij weder lustig den arbeid hernamen. Te Gent was er veel drukte; schepen werden geladen en ontladen, koopwaren gekocht en verkocht.

De schipper richtte z'n oog... altyd op God, natuurlyk, maar nu ook zeer in 't byzonder dan eens op de wolken, dan weer op den nagel van z'n linkerduim, 'tgeen scheen te moeten beteekenen dat het verhandelde hem niet aanging. Met allerlei praatjes bracht de waardin 't zoover dat Jansen haar uitnoodigde de reis naar Haarlem niet met de beide meisjes voorttezetten.

Toch waren het anderen, die ten slotte de redding volbrachten: de matrozen van het loodswezen, en dat eenvoudige viertal, de schipper van een blazerschuit en zijn drie knechts. Aan een verklaring van dit feit doet men wèl, zich niet te wagen.

Daar des avonds de wind niet zeer gunstig was, gingen wij, als naar gewoonte, onmiddellijk voor anker; en toen het den volgenden dag wat frisch woei, was de schipper, ondanks den gunstigen stroom, te vadzig om aan varen te denken. Hij was een oude Spanjaard, en had vele jaren in dit land gewoond.

Ik vatte moed en, als wilde ik schipper Hein tot eenen logenaar maken, riep ik: "Loopt, ik ken je niet!" "Heeee! Hij en kent ons niet, Jan?" schreeuwde de een en begon met den ander, die Joost heette, allerlei sprongen te maken, en toen ze moede waren van al die malle luchtsprongen begonnen ze te zingen: "Kom, Huib, zing dat fijne mopsjen toch mee, man!" zeî Hein.

"Zooals ik zeide; en met komt daar Rienk Westra aangeloopen, die bij zich zelven vloekte, dat zijn maat ziek was en dat hij alleen niet tegen de anderen varen kon; want zij liepen nu allen naar de kaai, omdat men het vaartuig al in 't gezicht kreeg: en ieder wou de eerste zijn om er aan boord te komen; nu, de schipper had het in den neus; want hij was op stroom gaan liggen." "En toen?"

Doch hier zijn nog meer stukken, alle van bekende en nog levende personen: als hier is de attestatie van Schipper Slingertouw, met wien ik als halfwassen brasem drie reizen naar de Oost heb gedaan, van Schipper Blauwketting, bij wien ik twee jaren stuurmansleerling geweest ben, van Kapitein Wijdwimpel, daar ik onderstuurman bij was, van Kapitein Pulver, waar...."