United States or Myanmar ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hoe zegt Horatius? "Est solamen miseris socios habuisse malorum." 'k Zal dat later wel eens voor u vertalen. Luth, mijn goede vriend, laat het meisje binnenkomen." Fieken kwam binnen.

Wat kan een deftig gelaat uitrichten, als 't met een harden bezem bewerkt is en waar blijft alle glans, wanneer de turfasch er over ligt, gelijk de honigdauw op eene bloem? De eerste, die weer bij hare zinnen kwam en gewaar werd, wien dit alles eigenlijk was overkomen, was Fieken; met één sprong was zij de achterdeur uit, in den regen.

Wanneer zijne vrouw stil zat te schreien, en Fieken met haar bedrukt gelaat langs hem heenliep, dan werd hij weder zeer onrustig gestemd, en hij moest dan door luid spreken de vrees verdrijven, en wanneer Fieken, hetgeen dikwerf geschiedde, hem bij de hand nam, of hem om den hals viel, en zoo recht nadrukkelijk, met tranen in de oogen, hem vroeg: "Vader, wat scheelt u eigenlijk?

En dat dan nog wel op eene oneerlijke wijze?" "Oneerlijk, Fieken?"

"Ge hebt gelijk, Hendrik," zeide Fieken, "ge zijt bezorgd, om paard en wagen te verlaten, maar dat kan immers de oude inspektor Bräsig uit Bramborg meê terug nemen, die doet ons gaarne dezen dienst." "Fieken," hernam Hendrik, "aan 't voertuig heb ik niet gedacht; ik dacht aan jou en aan 't geen de oude baljuw tot mij gezegd heeft." "Wat was dat?" vroeg zij.

En, mijnheer Herse, gij zult wel inzien dat dit geheim gehouden moet worden, want anders kon de baljuw daardoor in verdenking komen." Nu was mijn oom Herse weder recht in zijn element. "Gij meent immers Fieken?" vroeg hij schielijk. "Fieken, de dochter van den molenaar Voss, die daar staat?"

Van verstand kan bij die soort wel weinig sprake wezen." "Nu, dan de slimste, die 't meest bij de hand is." "O, dan is 't Fieken Besserdichs, want hare oogen gaan fiks overal rond, en haar mondwerk nog veel beter." "Roep haar dan eens binnen." Dat geschiedde, en Fieken kwam.

Fieken ging heen, en Frits kwam, zoo langzaam als de dure tijd; maar hij kwam.

Fieken keek, zoo wat half van haar werk op en zeide: "Vader laat dat toch rusten, ten minste van avond!" "Best, lief dochtertje! Je hebt gelijk, kindlief! Zie gij zijt immers mijn eenig kind, want, waar is Karel en waar is Jochem? Ach, goede God! Maar, dat zeg ik je: gooi je niet weg! en verder zeg ik niets. En onze geldzaak, moeder? Wat zegt de oude baljuw?

De oude molenaar Voss had ondertusschen geen woord gesproken; hij zag, zoo goed het in den regen ging, den berg af, naar de landstraat heen. "Wat?" riep hij eindelijk uit, "dat is immers wel haast onmogelijk! Dat is immers alsof mijn Fieken en Hendrik van Jochem Voss daar komen aanrijden?" En... zoo was het. Waarom mijnheer de baljuw voor mijne moeder stond met eene ledige waschkom.