United States or Georgia ? Vote for the TOP Country of the Week !


En als de Fransoos komt, dien ik zoek, zeg hem dan dat ik gezegd heb, dat jij gezegd hebt, dat jou grootmoeder je verteld had: als hij zei, wat hij zei, moest gij hem zeggen, had ik gezegd, dat hij tegen jou niet moest zeggen schaapskop. En nu adjuus, Freier."

Bakker Witt was de eerste, en de politiedienaar Luth is de laatste geweest; en wie is overgebleven? Wel, wij beide jongens, Frits Sahlmann en ik; en Fieken Besserdich. Fieken Besserdich is werkelijk met den vlaskoppigen jongen van den ouden boer Freier getrouwd, en zit nu in goeden doen in Gulzow, op de eerste boerenhofstede aan de linkerhand.

"Wat?" zegt Freier en kijkt hem na, terwijl hij het dorp doorgaat, en hij draait een steen van een pond of dertig in zijn' handen rond: "Wat? hij had gezegd, ik had gezegd? Wat? jij hadt gezegd, moest ik zeggen, hij moest tegen mij geen schaapskop zeggen? Wat?" En hij neemt den steen en gooit hem met alle geweld tusschen de anderen. "Entfaamte pruisische gauwdief! Zoo doet hij altijd."

In Gulzow stond de boer Freier bij zijne heg en wierp steenen, zoo groot als de bol van een hoed, in een gat op den weg, iets, wat ze op enkele plaatsen in Mekklenburg noemen: den weg verbeteren. "Goeden morgen, Freier! Hebt ge hier van morgen ook een Fransoos zien loopen?" vraagt Frederik. "Een Fransoos?" vraagt Freier. "Ja," zegt Frederik, "een Fransche chasseur." "Een chasseur?" vraagt Freier.

"Neen, van daag niet, maar Maandag," zegt Freier, "toen zijn er hier een stuk of wat geweest, maar met blauwe monteering, en dan te paard; en van daag is mijn Samuel met voorspan naar Stemhagen." "Freier," zegt Frederik, "dat voorspan had je niet naar Stemhagen moeten sturen, dat kan je zelf beter gebruiken, vooral als je de menschen antwoord moet geven." "Hoe zóó?" vraagt Freier.

"In eene groene monteering?" vraagt Freier. "Ja," zegt Frederik. "Met eene schako?" vraagt Freier. "Neen, blootshoofds." "Blootshoofds? En dan van morgen in zoo'n regen?" "Ja, dat hoor je immers!" roept Frederik knorrig uit. "Antwoord dan toch, of je dien kerel gezien hebt?" "Wacht eens! Hebben we van daag geen donderdag?" "Ja," zegt Frederik.

"En dan, Freier," zegt Frederik, "dan weet ik nog een mooi baantje voor je; je zoudt kreeften naar Berlijn kunnen drijven; zoo'n kerel als jij, die komt daarmeê vooruit." "Hoe meen je dat?" vraagt Freier verwonderd. "Och, dat zeg ik zóó maar," zegt Frederik. "Nu, goeden morgen, Freier.

"Ja, in eene groene monteering," zegt Frederik. "Te paard?" vraagt Freier. "Neen, te voet," zegt Frederik. "Wat moet die?" vraagt Freier. "Wat hij moet?" vraagt Frederik. "Niks moet hij; ik wil maar eens met hem praten." "Wat heb jij met een Fransoos te praten?" "Dumouriez!" zegt Frederik. "Wat heb jij, domkop, daarnaar te vragen? Ik vraag immers maar of je den kerel gezien hebt?"