United States or Bouvet Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


"En was Bonnivard getrouwd?" vroeg de Geneefsche geleerde aan de cipiersvrouw. "Ik heb ten minste een romantisch verhaal gelezen," antwoordde deze, "waarin vermeld stond van zijne gade, die van verdriet stierf." De Geneefsche geleerde had op zijne lippen om te zeggen: "Dan had zijne gevangenschap ten minste ééne goede zijde!"

Hij had vroeger veel bij hen aan huis verkeerd, daarna waren zij samen getrouwd, en hij had zich altijd gedragen zoo als een fatsoenlijk man zich tegenover zijn vrouw gedraagt, wat wilde zij toch eigenlijk nog meer? Toen zij ziek was geworden, hadden zij natuurlijk niet zooveel samen kunnen zijn als vroeger.

In de afwezigheid van meneer de Latour-Champlon, den baron-burgemeester en jonkvrouw Anna's vader, werden zij door meneer Waelckens, den eersten wethouder, in de secretarie van het gemeentehuis, met openstaande deuren, getrouwd. De plechtigheid was spoedig afgeloopen.

Wat was 'r 'n stuk samenwerking door vrouwen vernield. "Hoe ken ze zoo tegen 'r eigen belang vechte!" , zei-ie, met opwellende sympathie voor Klaroen. "Wacht eerst tot jij getrouwd bin", sprak Rozetje, 'r adem ploffend in gewasschen glazen, die ze zoo voor de zindelijkheid nog eens met 'r schort nawreef: "juillie dòene en wij zitte 'r voor." De trap gromde 't snelle gestamp van Juda's voeten.

Ik geloof, dat je me erg dwaas vindt. O neen, antwoordde Lord Henry, volstrekt niet, waarde Basil. Je schijnt te vergeten, dat ik getrouwd ben, en de eenige bekoring van het huwelijk is, dat het een leven van voor-den-gek-houden noodig maakt voor beide partijen. Ik weet nooit waar mijn vrouw is, en mijn vrouw weet nooit wat ik doe.

"Het is wonderlijk," zeide zij, toen zij eindelijk voor de deur stonden om binnen te gaan, "maar ik heb een gevoel alsof ik nog nooit te voren jong getrouwd geweest ben, en eigenlijk ben ik dat ook niet, want een vrouw is toch nooit getrouwd, voordat zij tegenover den man staat, dien zij liefheeft."

Ben je getrouwd?” vraagt zij zacht. „Ja, juffrouw!” „En heb je kinderen?” „Om u te dienen, zeven. Ja! we hebben ’t van de winter hard genoeg want de verdiensten zijn schraal; er zit geen geld onder de menschen en dan loopen ze, als ze maar even kunnen, u begrijpt dus dat ’t geen vetpot is....”

Zijn vrouw is Maria Cornelia, barones van Heeckeren van Wassenaer, en van de vier kinderen is een dochter met een duitschen erfgraaf getrouwd, een zoon is luitenant in het regiment Pruisische gardes du corps te Potsdam; en een andere zoon heeft ook reeds zijn entrée in dat regiment gedaan.

Hij was een smid en daar zeer noodzakelijk; en ik dacht en zeide toen, dat Mammy en hij liever van elkander moesten afzien, daar zij waarschijnlijk toch nooit weder met elkander zouden kunnen leven. Ik wenschte nu wel dat ik dat had doorgezet en Mammy met iemand anders getrouwd; maar ik was dwaas en al te inschikkelijk en wilde het niet doorzetten.

Misschien zullen de menschen nog denken dat ik er achter zat ... dat ik je er toe aangezet heb! En dat alles heb ik aan jou te danken, aan jou, die ik op de handen heb gedragen zoolang wij getrouwd zijn. Begrijp je nu wat je mij aangedaan hebt? Ja. HELMER. Het is zoo ongelooflijk, dat ik 't nog niet in me opnemen kan. Maar wij moeten zien hoe wij er ons uitredden. Doe dien doek af.