United States or Yemen ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij doorleefde weer zijn herinneringen uit dien tijd. Nooit had hij er een flauw vermoeden van gehad, dat zijn moeder ongelukkig geweest was; eerst nu herinnerde hij zich hoe wonderlijk zwaarmoedig ze zeggen kon: "Arme kleine Abby!"

"Moet dat een kleine... steek verbeelden?" "Een steek? maar mijn hemel, hoe kom je er bij? je moeder, waar je immers zoo veel van hieldt!" "Ja zeker 't klonk alleen maar zoo wonderlijk, nadat je pas Vader zoo sterk geprezen hadt." "Hoor eens Abraham, je ben werkelijk irriteerend met je achterdocht " "Ik achterdochtig! maar lieve kind, hoe kun je nu beweren..."

Op den dag, voor de Keizerlijke Jachtpartij bepaald, kwam dus de Mikado de woning van den Bamboesnijder binnen. Nauwelijks was dit geschied, of hij zag in het vertrek, waarin hij stond, een wonderlijk licht, en in het licht niemand anders dan de Edele Kaguya.

Een der personen, die ik sprak, had zelf het geluid gehoord, en beschreef dit als zeer wonderlijk; beslist verklaarde hij, dat, als kon hij niet begrijpen hoe het eigenlijk veroorzaakt werd, het afrollen van het zand langs de helling er toch noodzakelijk mede in verband moest staan.

Hij was daar toch niet erg verbaasd over, want hij wist zelf niet wat boven en wat beneden was. De vogels waren heel moe, en verlangden verder te komen. Niemand van hen schreeuwde, of zei een grappig woordje, en dat maakte, dat alles er zoo wonderlijk onwerkelijk uitzag. "Stel je voor, dat we van de aarde weggevlogen zijn!" zei hij in zichzelf.

Jean Valjean viel zich zelven in de rede: "Gij weet, mevrouw, dat ik wonderlijk ben, dat ik grillen heb." Cosette sloeg haar kleine handjes tegen elkander. "Mevrouw!... gij weet!... wederom iets nieuws. Wat moet dat beteekenen?" Jean Valjean aanschouwde haar met dien treurigen glimlach, welke dikwijls op zijn gelaat verscheen. "Gij hebt mevrouw willen zijn. Gij zijt het." "Niet voor u, vader."

"Gij hebt vleesch in uwen zak, mijn neef?" "In het geheel niet," stamelde de jongeling, eenige papieren uittrekkende. "Ha, ik zie wat het is!" riep mijnheer Reimond met eenen glimlach. "Gij hebt daar den brief, dien ik u toezond. De hond heeft hem reeds eenmaal in den muil gehad, en hij herkent hem aan den reuk." "Wat wonderlijk beest!" zuchtte Willem.

Maar hij had er hartzeer genoeg van gehad. Waarom was hij niet standvastiger geweest en neen blijven zeggen? Anderhalf jaar geleden was ze nog thuis geweest. Voor 't laatst! Ze had toen wel erg wonderlijk gedaan en veel zitten prakkizeeren, maar hij had daar niet zooveel acht op geslagen, want dat zat nu eenmaal in de familie. Wel had hij 't vreemd gevonden, dat zij telkens zoo had gehuild!

"Mama, zou ik u niet voor een nacht kunnen oppassen maar één? Ik zou u zeker niet zenuwachtig maken, en ik zou ook niet slapen. Ik lig toch dikwijls des nachts wakker te denken...." "Och, dwaasheid kind," antwoordde Marie. "Welk een wonderlijk kind zijt ge toch!" "Maar mag ik, Mama? Ik denk," zeide zij schroomvallig, "dat Mammy niet wel is.

Evenwel werd deze nederige vertooning van ongeveinsd berouw wonderlijk gelogenstraft door een spotachtigen trek, die er onder te voorschijn kwam, en die scheen aan te duiden, dat zijne vrees en zijn berouw beiden even oprecht waren. "Waarom zijt gij zoo terneergeslagen, dolle priester?" zei Richard. "Vreest gij dat uw bisschop vernemen zal, hoe getrouw gij onze Heilige Maagd en St. Dunstan dient?