United States or Cuba ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zoo stond hij dan in zijn hemd midden in de kamer en peinsde en peinsde, hoe dit toch was, en hoe dat toch was, en sloeg zich eindelijk met de hand voor 't hoofd, en zeide: "Ik domkop!" Want er was hem een licht opgegaan. Dat wil zeggen in zijn hoofd, want in de kamer was het duister; en licht moest hij toch hebben.

Dit bericht van Rowe wordt van een andere zijde bevestigd. De Reverend Richard Davies, rector te Sapperton in Glocestershire (gestorven 1708), was in het bezit van biographische aanteekeningen, door den Reverend William Fulton bijeengebracht, en verrijkte deze met eenige bijvoegsels, zijn papieren kwamen na zijn dood in de bibliotheek in Oxford en werden op het eind der vorige eeuw door Malone openbaar gemaakt; Rowe zal ze wel niet gekend hebben. Aangaande Shakespeare nu teekent Davies het volgende aan: "William Shakespeare was geboren te Stratford aan den Avon in Warwickshire 1563-'65. Hij was zeer verslaafd aan het stroopen van herten en konijnen, vooral van Sr.... Lucy, die hem meermalen liet tuchtigen en soms gevangen zetten en hem later deed vluchten uit zijn geboortestreek, tot zijn groot voordeel; maar zijn wrok was zoo groot, dat hij [d. i. Lucy] zijn Sh.'s vrederechter Clodpate [zooveel als Domkop of Dwaashoofd] is, en dat hij hem een groot man noemt en met zinspeling op zijn naam drie luizen (three louses rampant) tot wapen geeft. Van tooneelspeler werd hij schrijver van tooneelwerken. Hij stierf 23 April 1616, ætat. 53, waarschijnlijk te Stratford, want daar is hij begraven en heeft hij een gedenkteeken (Dugd. p. 520), waarop hij een zwaren vloek legt op ieder, die zijn gebeente mocht verplaatsen. Hij stierf als papist." Men ziet uit de aanhaling van het boek van Dugdale, die de oudheden van Warwickshire beschreven heeft, dat Davies niet zelf te Stratford geweest is en uit de verte zijn inlichtingen heeft ingewonnen; hij noemt verder den vrederechter uit "De vroolijke Vrouwtjes van Windsor", die Shallow (Zielig) heet, Clodpate, en heeft dus waarschijnlijk zelf het stuk niet gelezen; toch moet erkend worden, dat zijn mededeelingen, met die van Rowe overeenstemmend, het hoogst waarschijnlijk maken, dat Shakespeare niet vrij te pleiten is van strooperij en hier groote onaangenaamheden door ondervonden heeft, die misschien medewerkten om hem Stratford te doen verlaten . Wel heeft men getracht hem van dit vergrijp, dat toch zeker in veler oog geen misdrijf is, schoon te wasschen, door aan te toonen, dat Charlcote geen park was vóór de regeering van Karel

"Het is de helm van Mambrino, domkop!" schreeuwde Don Quichot. "Ga op zij, kerel, en laat mij met dien ridder alleen. Weldra zult gij zien, dat ik met hem kampen en den helm veroveren zal." "En toch is het geen helm," bromde de schildknaap. "Hondsvot, rekel, zwijg!" riep Don Quichot vol woede. "Als gij nog een woord spreekt, zweer ik u de ziel uit het lijf te beuken."

"Goed, goed! heer dokter Pedro Recio," barstte Sancho Panza thans woedend los, "goed, goed! Maar ik zeg u nu: maak oogenblikkelijk, dat ge weg komt, of 'k zweer, een stok te zullen nemen, en je daarmee zoo lang te ranselen, als mijn arm 't maar uithouden kan. Van een verstandigen en billijken dokter wil ik raad aannemen, maar niet van een domkop, als gij zijt. Ga, zeg ik!

Ik heb het leven en de menschen leeren kennen, en de slotsom van die kennis is deze, dat iemand die oolijk is, geen domkop mag wezen. De menschen willen bedrogen zijn, en men doet hun wezenlijk een genoegen, waarvoor zij zich zeer erkentelijk betoonen, als men hun knollen voor citroenen verkoopt.

Ik ben slechts bij toeval Egyptenaar en in sommige opzichten zal ik altijd een echte Navarrees blijven, zooals het spreekwoord zegt . Zij antwoordde: Je bent een ezel, een domkop, een echte payllo. Je bent als de dwerg die zich voor groot houdt als hij ver heeft kunnen spuwen . Je hebt me niet lief, ga heen. Als zij me zeide: Ga heen, dan kon ik niet heengaan.

De paarden hebben zich losgerukt! Dat hielp, zij bleven staan. Zij wilden hun voortreffelijke paarden niet in den steek laten. Bindt ze dan weer vast! riep Sandar terug. Maar ze zijn weggeloopen! Hel en duivel, waarheen dan? Weet ik het, vraag het ze zelf! O jou domkop! Zij renden terug. In hun plaats had ik zulk een haast niet gemaakt, maar mij toch van het paard meester gemaakt.

Dit maakte den grooten domkop wrevelig, hij zei: "wil die kleine leelijkerd mij de schooiers op het lijf zenden? Dat zal ik hem betaald zetten". In zijn dolle drift liep hij naar den weg, waar de koe van den kleinen Oege liep grazen, trok zijn zakmes en sneed het beest den hals af. Men vergelijke hiermee het begin van een door Boekenoogen, Volkskunde XIII, bl. 240, meegedeeld sprookje:

"En Pencroff, weet gij wel hoeveel schepel deze vier honderd milliard korrels uitmaken?" "Neen," antwoordde de matroos, "maar wel weet ik, dat ik een domkop ben!" "Welnu, meer dan drie millioen, daar er honderd dertig duizend in een schepel gaan, Pencroff." "Drie millioen!" riep Pencroff verbaasd uit. "Drie millioen!"

Ik ben toch geen ellendige slaaf meer, meen ik, master Perry?" »Zoo, meen je dat maar, domkop?" »O, niet alleen dat, ik ben er ook zeker van. Heb ik niet de akte mijner invrijheidstelling in den zak?" »Wel bekome het je, ezelskop." »Dank u, master Perry." »Maar, zeg eens Pyg...." »Wat is er?" »Wie zal je voortaan voeden?" »Wel ikzelf, master Perry." »Hoe zul je dat doen, Pyg?"