Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 juli 2025
Zoo drijven zij tot, lieflijk wel Nog steeds, maar krachtiger en luid De storm van klank zwelt voor hen uit, Haastend, als opgeslorpt; zij volgen, En weer verzaamlen zich zijn golven, Die naar den berg van 't noodlot dragen Als wolken de wijkende lucht doorjagen. Kunt ge u verbeelden waar die geesten leven, Die in het woud zoo fijne melodieën Doen klinken?
Terwijl ik wandel, door nieuwsgierigheit gedreven, Zie ik van verre in 't dorp twee goochelaars verheven Op hunne ladders staan, die, rustende aan den muur, Het volk vermaaken by 't gezwets met kuur op kuur. De kinkel grijnst en houdt zijn oor en mondt wijt open. Hy schatert, juicht en zwelt, terwijl zy windt verkoopen.
Zij blijft geruimen tijd onveranderd onder den invloed van heet water, zwelt na eenige uren op en wordt bij het drogen weer hard, maar tevens broos, omdat eenige lijm in het water achterblijft. De overige meeningen behoeven hier niet nader besproken te worden: alle zijn in meerdere of mindere mate vermoedens van geringe waarde.
Stuif door 't kreupelhout, waad door het moeras, spring van de rotsen in het heldere meer, zwem er over, den kop fier omhoog, en verdwijn in de reddende duisternis van het dennenwoud. Draaf, Don Juan, oude vrouwenroover, draaf als een jonge eland!" Zijn woest hart zwelt van blijdschap onder dien dollen rit. De kreten der vervolgers zijn als een juichlied voor hem.
En zeven duiven zwermen in heur glanzen, De zode zwelt, waar zij heur schrede richt.... Wee mij! ik zie Mathilde in Kupris’ pracht!
Bij de’ oever, waar een stroom van loovers helt Uit berkekruin, en schaduwen doet waren Op duizend bloemen, die ten rei zich scharen In ’t woud van goud, droomt zij, wier boezem zwelt: ’t Jong bloempje droomt een glimlach vergezelt Het sluimrend zwoegen van dien maagdeboezem, Door wade niet en niet door leed bekneld;
Mijn hart zwelt den kleinen uitverkorene tegemoet. Het is Jean-Jacques Rousseau.
Het is eene uiting van den sterksten hartstocht, eene ontroering, die den aandachtigen beschouwer door de ziel gaat. De moeder Maria, ofschoon niet ten volle begrijpende, slaat vol zalig gevoel de handen op de borst tezaam; haar moederhart zwelt, nu haar kind den grijsaard zoo in gloed zet en hem zulke woorden ontlokt.
Wel, telkens wanneer de tranen van grootmoeder op de bloem vallen, worden de kleuren weer frisch, de roos zwelt op en vervult de geheele kamer met haar geur, de muren zinken weg, als waren zij slechts nevel, en rondom haar is het groene, heerlijke bosch, waar de zon door het loof der boomen straalt: en grootmoeder ja, zij is weer geheel jong, zij is een bekoorlijk meisje met blonde lokken, met blozende wangen, schoon en aanminnig, geen roos is frisscher; maar de oogen, die vriendelijke, gezegende oogen, ja, die behooren nog aan grootmoeder toe.
»Of om militairen,« opperde Noah. »Nee, nee,« zei juffrouw Sowerberry, die zich nu Oliver's ouden vriend herinnerde. »Loop gauw naar meneer Bumble, Noah, en vraag hem dadelijk hier te komen; er is geen minuut te verliezen. Ga maar zonder muts! Gauw! Houd onder het loopen maar een mes tegen dat blauwe oog van je. Dan zwelt 't niet op.«
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek