Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 29 juni 2025
"Weder louter, om ons eigen leven te redden." "En nu bevindt gij u bij de Navajos en Timbabatsjen, die onze vijanden zijn." "Dat is louter toeval. Wij wilden naar het Zilvermeer, en stieten hier op hen. Wij hoorden, dat het tot een gevecht tusschen u en hen zou komen, en wij doen ons best, om vrede te stichten." "Wij willen wraak, en geen vrede; en uit uw handen het allerminst."
"Ik spreek niet van de Navajos, maar van de twee Beren en het Zilvermeer, op welks bodem verbazende schatten verborgen liggen, goud, zilver en edelgesteenten in groote menigte." "Wie heeft u dat wijsgemaakt?" "Niemand. Ik heb het van de twee Beren zelf gehoord. Ik lag op een avond in den donker onder de boomen. Zij kwamen naderbij, en bleven vlak bij mij staan, zonder te weten, dat ik daar lag.
Wie den omtrek van het Zilvermeer aan die zijde nauwkeurig onderzocht, moest tot het resultaat komen, dat het meer vroeger zijn afwatering niet naar het zuiden, maar naar het noorden gehad had. In ieder geval ontlastte het destijds zijn overtollige water in den canon.
Het Zilvermeer is geheel omringd door bosch." "Dat is heerlijk! Misschien behoeven wij niet eens den ganschen afstand met buizen te beleggen. Wij kunnen denkelijk een eind weegs van hier wel een bekken maken. Uit het Meer zal het water dan open in dat bekken vloeien. Maar van daar af zijn geleidbuizen onmisbaar, om de noodige drukking te krijgen." "O, voor de spuiten?" "Ja.
Door het vroege invallen van den winter was het een volslagen onmogelijkheid voor hen, door de massa's sneeuw heen te komen, en van daar naar het Zilvermeer. Zij verkeerden natuurlijk in de grootste ongerustheid over den ouden man; want zij wisten niet beter of hij was daar moederziel alleen, zoodat hij onvermijdelijk zou moeten omkomen.
Ik heb zulk een papier laten maken, en het door de blanke hoofdmannen laten onderteekenen. Er is ook een groot zegel aan gehecht. Het land aan het Zilvermeer, zoo ver als het rondom door de bergen ingesloten wordt, is mijn eigendom. Ik kan er mee doen, wat mij goeddunkt." "En aan wien behoort het keteldal toe, door hetwelk wij thans hier gekomen zijn?" "Aan de Timbabatsjen.
Maar nu herinner ik het mij zeer goed: de twee Tonkawa's die met ons op de stoomboot waren! Nientropan-Hawi en Nientropan-Homosj de Groote Beer en de Jonge Beer juist, zoo heetten zij!" "Die twee, vader en zoon, wonen boven aan het Zilvermeer," bevestigde Winnetou. "Ik ken hen; het zijn vrienden van mij, en zij zijn de bleekgezichten altijd zeer genegen geweest." "Inderdaad?
Ik moest dus boven blijven en hier of daar een plaats trachten te vinden, waar ik, zonder van den honger om te komen, zou kunnen overwinteren. Ik, moederziel alleen, rondom ingesneeuwd, dat was me een toestand! Gelukkig kwam ik nog tot aan het Zilvermeer, en ontwaarde daar een steenen hut, uit welke rook opsteeg; toen was ik gered. De bewoner van die hut was de bedoelde oude Indiaan.
Waar is dat het dichtstbij te vinden?" "In het Zilvermeer zelf." "Hoe ver is dat nog van hier?" "In twee uur zijn wij daar." "Ligt het Meer hooger, dan de plaats waar wij nu zijn?" "Ja, aanmerkelijk veel hooger." "Dus, het noodige verval zouden wij hebben. Maar nu is de vraag: bestaat er mogelijkheid om het water hierheen te leiden?"
Maar de koude had den ouden man zóó aangepakt, dat nauwelijks de eerste zachtere dagen gekomen waren, of wij moesten hem begraven. Hij had ons lief gekregen, om ons zijn dankbaarheid te toonen, deelde hij ons het geheim mede van den schat in het Zilvermeer.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek