United States or Montserrat ? Vote for the TOP Country of the Week !


Gij, Hollander, zult niet vragen, schaamteloos-onverschillig als de zonen van menig ander volk, waarom ik ú dit vertel; gij, die slechts aan zelfgeringschatting lijdt en geen zelfverachting voelt noch behoeft te voelen; gij, landgenoot van Surenhuys en Basnage en die bevallige Joffers en edele Heeren, die uit een zachte liefde jegens de oude cultuur eener groote natie, de Hebreeuwsche literatuur vereerden, o ik weet het en wensch hun sentiment te onder- noch te overschatten: zoo ongeveer wellicht op dezelfde wijze, waarop een Fransch edelman de verweeuwde vriendin zijner jeugd nog elken dag bezoekt en weemoediglijk zacht causeert en haar lieve en bevallige geschenkjes met bescheiden glimlach en hoofsche buiging biedt.

En wie schiep schrik, waanzin, berouw en zonde, Die, van de schakels van den grooten keten Der dingen, tot de nietigste gedachte In 's menschen geest, regeeren en zwaar sleepen, En elkeen wankelt naar den kuil des doods Onder dien druk; hoop die men opgaf; liefde Verkeerd in haat; en zelfverachting, wranger Een drank dan bloed; leed, wiens geluid, gemeenzaam, Onopgemerkt, luid huilt en heftig krijt Dag in dag uit; en Hel, of voor de Hel De hevige angst?

Zie hoe deze aard krielt van uw slaven Die gij voor knieval, prijs, gebed, gezwoeg En offrand van gebroken harten loont Met vrees en zelfverachting, hooploosheid; Terwijl gij, blind in haten, mij uw vijand Deedt heerschen, triomfeeren, u tot hoon, Over mijn rampspoed en uw ijdle wraak.

Voelen we ook niet onvermijdelijk en ontzettend aandreigen, onzichtbaar voor zijn oogen, de begeleidsters der geestelijke en zedelijke geringheid: de zelfverachting en de verachting der menschen, die vroeg of laat, maar eens zeker, uit zulke misdrijven opschrijnen?... Ja, het is dan ook vóóral de gewaarwording, dat de godsstem van het Noodlot tot ons sprak uit dit boek, klaar en vast en met ware troost vertroostend, die het ons doet liefhebben als een machtig geheel van ont-dekte, doorzichtig-gemaakte menschelijkheid.

Hoofdstuk XXI. Ook Vleierij schept eendracht; doch slechts door verfoeielijke dienstbaarheid of trouweloosheid. Niemand toch wordt eerder door vleierij ingenomen dan de hoogmoedige, die de eerste wil zijn, maar het nochtans niet is. Hoofdstuk XXII. In Zelfverachting steekt een soort van valsche vroomheid en godsdienstigheid.

En toch, hoe anders, anders had het kunnen zijn, indien datzelfde lot u vroeger dan heden op mijn weg had gevoerd! Maar te laat nu, te laat!... Mijn Vorst! sprak thans Iravati zacht, gij doet uzelven onregt! Gij hebt reden tot zelfbeschuldiging, maar niet daarom nog tot dergelijke zelfverachting. En wees verzekerd, ik veracht en versmaad u niet, al kan ik ook nooit de uwe zijn.

"Die groene vlakte dáár, dat is de Tir aux pigeons." "Ei, is dat de Tir aux pigeons!" Uit zekeren hemel was ik alreeds in een soort van hel gevallen. Het schandelijkst, lafhartigst en wreedst vermaak, 't welk ooit werd uitgedacht, wordt ook hier even schaamteloos aangeboden, als helaas door zoovelen zonder zelfverachting genoten.

Maar ze deden alles flinkweg, zonder angst, vroolijk-lachende, of slim-meesmuilend en elkaar prijzend, genietend van hun doen. Hij wist niet of ze 't berouw kenden en de zelfverachting. Hij zag 't niet. En hij wenschte zoo'n ander te zijn, want God zou daarom niet minder groot zijn, en hij zou minder lijden.

Inderdaad, wie aan deze aandoeningen onderworpen zijn, kunnen er tenslotte veel gemakkelijker dan anderen toe gebracht worden volgens leiding der Rede te leven, d.w.z. vrij te zijn en een gelukkig leven te genieten. Stelling LV. Zeer groote hoogmoed of diepe zelfverachting duiden op groot gemis aan zelfkennis. Bewijs. Dit blijkt uit de Definities XXVIII en XXIX der Aandoeningen. Stelling LVI.

Zooals de betrekkelijk schaarsche bewondering voor tijd- of landgenootelijke Grooten niets anders is, in zekeren zin, dan de veruiterlijking der innerlijke zelfhoogachting, het kunnen-gelooven aan met hen verwante grootheid der schaarsche hoogstaanden, zoo is de cynische twijfel tegenover die Grooten niets anders dan de weerspiegeling van de zelfgeringschatting der middelmatigen, het twijfelen aan de mogelijkheid van bestaan van aan hen verwante grootheid, en zóó, ten slotte, is de haat tegen en verachting van zulk een Groote en ge ziet in het antisemitisme van het hooligan-type het zuiverst beeld van zulk een haat! anders dan de uitgebraakte zelfverachting der verdierlijkten, het onmogelijk kunnen gelooven aan op eenigerlei wijze met hen in aanraking zijnde grootheid, en het dáárom tegelijkertijd haten èn verachten als gehuichelde en geüsurpeerde meerderheid, 't geen inderdaad werkelijke en rechtmatige meerderheid is, en die zij als zoodanig doorvoeld, alleen geháát zouden hebben.