United States or Nicaragua ? Vote for the TOP Country of the Week !


XXVIII v.d. H.t.b.w. Wij zien voorts hoe uit dezelfde eigenschap van den menschelijken aard, waaruit volgt dat de menschen medelijdend zijn, ook volgt dat zij afgunstig en eerzuchtig zijn. En indien wij tenslotte de ervaring zelve willen raadplegen, zullen wij bevinden dat ook zij dit alles leert; in het bijzonder wanneer wij letten op de eerste jaren van ons leven.

Zie overigens over Liefde en Haat jegens dengene die een wezen dat wij als ons gelijkend beschouwen goed of kwaad deed, de Opmerking bij Stelling XXII van dit Deel. Stelling XXVIII.

De heer P. Leendertz Wz. antwoordde hierop, in De Navorscher, dl. XXVIII, bl. 80: »De heer Winkler meent, dat wij hen die familienamen dragen aan vrouwennamen ontleend, Maaikes, Pietjens en dergelijke, als levende gedenkteekenen van pantoffelregeering moeten beschouwen. Mij dunkt er is wel eene andere verklaring voor te vinden.

Immers, wanneer iemand een wezen dat hij liefheeft, gaat haten, zullen er meer begeerten in hem onderdrukt worden dan wanneer hij het niet had lief gehad. Opmerking St. XIII v.d. St. XXVIII v.d. St. XXI v.d. XXXIII v.d. Gevolg St. XIII en vlg. St. XXIII v.d. Opmerking St. XI v.d. Opmerking St. XIII v.d. H.t.b.w. Stelling XXXIX.

Voorts zal, wie een kwaad vreest, dat ikzelf pleeg te minachten, mij vreesachtig schijnen, en als ik bovendien zie, dat zijn begeerte wordt bedwongen door de vrees voor een kwaad dat mijzelf niet kan weerhouden, zal ik zeggen dat hij lafhartig is; en op dergelijke wijze zal iedereen oordeelen. St. XXVIII v.d.

Overigens wordt die aandoening, welke in den mensch bewerkt dat hij niet wil wat hij wil, of wil wat hij niet wil, Angst genoemd; welke dus niets anders is dan Vrees, voorzoover de mensch daardoor gedreven wordt een kwaad dat hij ziet aankomen, door een geringer kwaad te vermijden. XXVIII v.d. Indien nu het kwaad dat men vreest beschaming is, wordt deze angst Schroom genoemd.

Inderdaad, wie aan deze aandoeningen onderworpen zijn, kunnen er tenslotte veel gemakkelijker dan anderen toe gebracht worden volgens leiding der Rede te leven, d.w.z. vrij te zijn en een gelukkig leven te genieten. Stelling LV. Zeer groote hoogmoed of diepe zelfverachting duiden op groot gemis aan zelfkennis. Bewijs. Dit blijkt uit de Definities XXVIII en XXIX der Aandoeningen. Stelling LVI.

Bewijs. St. St. XXV v.d. St. XXIV v.d. Derhalve bereikt hij, die de dingen met deze soort van kennis kent, de hoogste menschelijke volmaaktheid. St. Stelling XXVIII. Het streven of de begeerte om de dingen met de derde soort van kennis te kennen, kan niet uit de eerste, maar wel uit de tweede soort van kennis voortkomen. Bewijs. Deze stelling spreekt vanzelf.

Bij deze Liefde komt dus een nieuwe reden, waardoor zij wordt aangewakkerd en derhalve zullen wij wat wij reeds liefhebben, om deze reden des te standvastiger liefhebben. XVII v.d. H.t.b.w. Gevolg: Hieruit, alsmede uit Stelling XXVIII van dit Deel, volgt dat ieder zooveel mogelijk er naar streeft dat ieder ander zal liefhebben wat hijzelf liefheeft en zal haten wat hijzelf haat.

Immers het menschelijk Lichaam is samengesteld uit zeer veel deelen van verschillenden aard, welke voortdurend voedsel behoeven, en dat wel verschillend, opdat het geheele Lichaam even geschikt blijve tot al wat uit zijn aard kan voortvloeien en bijgevolg ook de Geest even vatbaar om veel in zich op te nemen. Hoofdstuk XXVIII.