Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 15 oktober 2025
In De Navorscher, dl. XXVIII, schreef ik, op bl. 74, over metronymika handelende, het volgende: »D'oorsprong van zulke geslachtsnamen van vrouenamen afgeleid, is volstrekt niet verre te zoeken. Integendeel, hy leit voor de hand, en 't is eerder te verwonderen, dat die metronymika niet meer in Friesland voorkomen.
Wie iemand haat zal hem trachten kwaad te doen, tenzij hij vreest dat daaruit voor hemzelf een grooter kwaad kan ontspruiten. Omgekeerd: wie iemand lief heeft zal hem, volgens dezelfde wet, trachten wel te doen. Bewijs. Opmerking St. XIII v.d. St. XXVIII v.d. St. XXXVII v.d. Het bewijs van het tweede gedeelte wordt op dezelfde wijze geleverd. Derhalve: wie iemand haat enz. H.t.b.w.
Maar Emilie schrikte en beweerde, dat ze geheel en al vergeten had naar den kelder te gaan zien. Hoe is het mogelijk, dat je dat vergeet! Hoe onverantwoordelijk! riep Marie uitgelaten. Allons, vooruit, naar den kelder, naar den kelder... En zij duwde de dikke Emilie, die gilde, de twee trappen in éen ren af, naar den kelder toe. Hoofdstuk XXVIII.
Veel byzonders en belangrijks aangaande dit onderwerp staat te lezen in eenige opstellen, die door den taalgeleerden P. Leendertz. Wz. en door my zelven, onder de namen »De mansnaam Muus," en »Diernamen als geslachtsnamen" zijn geschreven, en opgenomen in het tijdschrift De Navorscher, deelen XXVI, XXVII en XXVIII.
St. XXXII v.d. Gevolg v. St. VII v.d. XXIV en XXVIII v.d. Gevolg v. St. VI v.d. H.t.b.w. Stelling XXXVII. Bewijs. Definitie II v.d. Maar dit is in strijd met het onderstelde. Derhalve kan het niet tot het wezen van B behooren, noch tot het wezen van eenig ander bijzonder ding. H.t.b.w. Stelling XXXVIII.
VERWIJS, Inl. XXVIII; het Fransche gedicht dagteekent van omstreeks 1312; zie: HOOGSTRA, Proza-bewerking van het Leven van Alexander den Groote, Inl. p. XX; de volledige bewerking der Borchgravinne van Vergy is van 1315; zie vs. 1119 vlgg; de Fransche Lohier et Mallart moet uit de 14de eeuw zijn: zie Mnl. Ep.
XXVIII en Opmerking v.d. H.t.b.w. Opmerking: Ik zeg opzettelijk dat de Geest noch van zichzelf, noch van zijn Lichaam, noch van de uitwendige voorwerpen een adaequate voorstelling heeft, doch slechts een verwarde, zoo dikwijls hij de dingen waarneemt gelijk ze zich in de algemeene orde der Natuur voordoen, d.w.z. zoo dikwijls hij van buiten af, krachtens den toevalligen samenloop der omstandigheden genoodzaakt wordt het een of ander waar te nemen; en niet zoo dikwijls hij van binnen uit, d.w.z. door het feit dat hij meerdere dingen tegelijk beschouwt, genoopt wordt hun overeenkomst, verschillen en tegenstrijdigheden te begrijpen.
Over Musschenga en Muischenga hebben de heer P. Leendertz Wz. en ik zelve in het tijdschrift De Navorscher, dl. XXVII, bl. 78 en 80, en dl. XXVIII, bl. 75, het een en ander te berde gebracht. Om herhaling en te groote uitvoerigheid te myden, verwijs ik den belangstellenden lezer dus dáár heen.
Doch hierover elders uitvoeriger. Stelling XXXVI. Het hoogste Goed voor hen die de Deugd volgen, is allen gemeen en allen kunnen er zich gelijkelijk in verheugen. Bewijs. St. XXIV v.d. St. XXVI v.d. St. XXVIII v.d. St. XXXIV v.d. St. XXXV v.d. St. Stelling XXXVII.
Stelling XXVII. Van niets weten wij met zekerheid dat het goed of kwaad is, dan van datgene wat inderdaad tot begrip leidt, of wat ons begrip kan belemmeren. Bewijs. St. Opmerking St. Derhalve weten wij van niets met zekerheid dat het goed is, dan van datgene, wat inderdaad tot begrip leidt, en omgekeerd dat het kwaad is, dan van datgene wat ons begrip kan belemmeren. H.t.b.w. Stelling XXVIII.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek