Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 6 juli 2025


Gestorven zijn de boomen: één grafsteê, al van dampen en van doomen , ze bergen zal. God geve aan oud- en jongen nu roe' en rust: de lijkdienst is gezongen, en 't licht gebluscht. 2 Gestalte. 3 Pelder = lijkkleed. 4 Damp, nevel. Hoe zeere vallen ze af, de zieke zomerblâren; hoe zinken ze, altemaal, die eer zoo groene waren, te grondewaard!

Terwijl de schilder nog even z'n palet in orde bracht om 't portret in kleuren op te gaan zetten, babbelde Racier maar wat huiselijkjes voor zich uit: "Zeg, kunstenaar ... je gezien? Me zeere voete brande al." "W

En ziehier wat ik onder een vloed van woorden vernam. De olifanten waren daar achter het groote, grazige plateau aan den rand van het bosch. Het kind, een knaap van elf jaar, met een enormen buik, spillebeenen en zeere oogen, had het zich in het hoofd gezet, ze te vinden; hij wou de olifanten opsporen, omdat de commandant het wenschte.

Ze schetterde en vond hare eigen woorden dol leuterig, en gilde in een lachbui: Ma chère! Marie bracht de soep, die al zeere op de tafel, in elkendeens schotel, te dampen stond. De lepels begonnen hun tsinkelend zilverspel en schervelden langs de gladde tellooren met wrijvende geluiden.

Wat drommel kon dien ouden heer bewegen, zich uittegeven voor een aanbidder van myn zusje Truitje die zeere oogen had, of van myn broêr Gerrit die altyd met zyn neus speelde? En toch, hy zegt: "dat hy die versjes zong, door liefde gedrongen."

De mannen die zoo gereed waren bij elk geschil naar zwaard of mes te grijpen, beginnen in te zien dat geen zwaard zoo scherp is als de menschelijke tong: Ten snijt gheen zwert so grievelijc zeere Als tonghe, die rovet des menschen eere. Menigeen moet zich onbehagelijk gevoeld hebben onder het besef dezer toenemende critiek.

In 't Land van Cadsant Ging een man over zijn land Met 'nen ginger, Met 'nen springer, Met 'nen hoepsasa; Hij hield iets in zijn handen; Hij ging al zoo zeere Om zijn land te keeren. Hoop en vrees zat op den wagen: Hij zag tweebeen vierbeen dragen. Heeren raadt en zegt het mij, Als ge 't niet raadt, dan ben ik vrij. Dit raadsel maakt op ons een vrij zonderlingen indruk.

't Oud mensch was heel toegeduffeld in doeken en half vervroren hield ze de magere knookhanden ineen en 't lijf opgekrompen; ze schormde zeere bij den heerd om warmte te vinden, Ghielen keek naar heur op om nieuws te vragen lijk elken morgen. Dag, Doka; nog niets? Nog niet, Ghielen. En ze legde de handen open op den buik van den warmen ketel en kroop nog dichterbij het vuur.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek