United States or Japan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Over de goden- en geloofsleer der Druiden, hun priesterschap, beheer, en hun bestaan in het oude Friesche Rijk, vergelijke men de meergemelde Verhand. van Westendorp, over de Noordsche Mythologie, p. 319 volgg. en 331 volgg. v. Wijn, Huisz. Leven, I. 8, en Hist. Avondst.

Het kroost der englen zal met dat der stervelingen Niet wriemlen over de aard. Met deze woorden worden niet de Paradijsgeesten bedoeld, als D. C. meent, maar de Reuzen uit de Paradijsgeesten gesproten; welke geesten hier door den minnaar van Elpine met trotsche zelfverheffing "Engelen" genoemd worden: verg. vs. 405, volgg. IIe Zang, vs 416, bl. 26, rl 6 v. o. Zijn open oog vertrok.

In zijn achttiende jaar stierf Lodewijk, ongehuwd en zonder kinderen na te laten, en met hem was het geslacht des Grooten Karels, en alzoo de Karolingische stam, uitgestorven. Over de volgende Vorsten en Regering, den oorsprong van het graafschap Holland enz. verwijzen wij den Lezer tot het Friesch Jierboeckjen, 1833, § 15 en volgenden. West. Jaarb. I. 131 volgg.; Wagenaar, F. Sjoerds, en anderen.

Het ligt allerminst in mijn bedoeling hier verder een studie over het boekje te geven. Wie meer verlangt, kan ik o.a. verwijzen naar "Erasmus," door Cd. Busken Huet, verschenen in de W. B. 38/39, p. LIII volgg. Toch zullen misschien een paar opmerkingen niet ondienstig zijn.

De Versus de hirundine medegedeeld in Zeitsch. f.d. Alt. N.F. 7, 388 flgg. Zijne Antiphonen op S. Maarten in Kerkhistor. Archief, III, 213 volgg. Zie voor het medegedeelde MOLL'S Kerkgesch., I, 275 volgg. en ALPERTUS' Kroniek De Div. Temporum. Voor verdere bijzonderheden zie men Grundriss der Germ. Phil., II, 1, 251; en PIPER'S Spielmannsdichtung, II, 1.

Vergelijk Westendorp, Jaarb. van en over Groningen, p. 32 en volgg., zoo over deze als de opvolgende tijdvakken, onder de regering der Koningen Radboud I, Adgillus II, Gondebald en Radboud II., de laatste Koning over Friesland. Luden, Geschichte des Teutschen Volks. Een onwaardeerbaar boek! Gaillard, Histoire de Charlemagne. Niet een van de minsten, wat zijnen schrijftrant betreft.

Alting, van Rhyn en anderen beweren, dat het woord beteekent Friesche Waterbewoners, waarmede zich latere schrijvers hebben vereenigd, en 't welk ook door den geleerden Ypeij, in zijne Geschiedenis der Nederl. Tale, I. bl. 164, en II. bl 109 en volgg. nader is bevestigd. Plinius noemt dezelve als wonende tusschen het Vlie en het Helium, monden van den Rijn.

Zie Gabbema, Verh. van Leeuw., bl. 302; Schot. fol. 573, en Wins. fol. 431; welke eerste hem ook Floorken dunn'- bier noemt. Bl. 155. Ao 1520. Hendrik en Frederik Gaykinga. Belangrijk is het verhaal van Sicco Beninga, Chronickel der Vriescher Landen, in de Anal. van v. Nidek, bl. 321 volgg. Bl. 158. Ao 1523. En Karel de vyfde tot Erfheer. Verg. Cerisier, Gesch. der Nederl.

Zeer gegrond is de aanmerking, dat door deze volharding in de afgodendienst overvloedig blijkt, hoe weinig der Romeinen gezag en invloed op de Friezen werkte. Men leze over het offeren van menschen en beesten de meergen. Verhandeling van Westendorp, over het gebr. der Noordsche Mythologie, bepaaldelijk over de Heilige gebruiken, bl. 339 volgg. Bl. 44. Adgild, de tweede.

Daarbij komt, dat dit geheele hoofddenkbeeld van D.C. omtrent de rol door dien zoon van Elpine in het gedicht te vervullen, en van het afschuwelijk verraad door hem jegens zijne pleegouders te bedrijven, geheel gebouwd is op de blijkbaar verkeerde opvatting eener plaats voorkomende in den IIIen zang, vs. 359, volgg.