Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 oktober 2025


Zie voorts de schets van Groote Pier en zijne daden in het Mengelwerk der Leeuwarder Courant van 11 Maart 1834, door W. Eekhoff zamengesteld, en de daar aangehaalde Schrijvers. Op welk eene wijze het zeewezen in Friesland bestierd werd, leest men na het aangehaalde werk van de Jonge, over het Nederl. Zeewezen, I. 154 volgg.

Zie F. Arends Physische Geschichte der Nordsee-kuste. Zie over dezen strijd het uitvoerig verhaal van Winsemius Chronyck, fol. 565 volgg. In den eersten druk van 1677 staat: »Als de Stadhouder Rennenberg zich door ontrou omgekeert hebbende tot de Papisten; die van Leeuwarden," enz.

Over de oudheid dezer stad heeft Emmius ook zijnen twijfel mede gedeeld, doch v. Rhyn is hier wat toegevender dan wel anders. Zie Oudh. en Gest. I. 454 volgg. Bl. 28 en 31. Ao 385 en 449. Des Hengst en Hors, zijn zoonen enz. In den jaare 449, als Hengst en Hors enz.

B. heeft te recht, als uit de variante blijkt, verbeterd: "des vaders". "Zijns" zou op den "bloedvlek" slaan, waarvan de vermelding onmiddellijk voorafgaat. Ie Zang, vs 164, bl. 5, rl 5 v. o. In honderden van vesten. Men denke hier niet aan steden; dat buitensporig zou zijn; maar aan versterkte plaatsen: castella, castra. Zooals Segol er een beschrijft, IIIe Zang, vs 555, volgg.

Dan het goed krijgsgeluk diende hen niet zoo gunstig als onze kronijk vermeld; de dooi viel in, het eiland werd door de Romeinen omsingeld, de Friezen ingesloten, vermoord of gevangen, en nog dieper onder 't juk gebragt. Daarna is er met hen een verbond gesloten. Schot. Fr. Hist. p. 30. F. Sjoerds, Jaarb. I. 225 volgg. Bl. 24. Omtrent den jaare 312, enz.

In de onuitgegeven Kronijk van Worp van Thabor, Lib. I. cap. 2, wordt hierover uitgewijd. Zie Hamconius, Frisia, fol 8; Gabbema, Verh. van Leeuw., bl 13; Alkemade, Displegtigheden, II. 408 volgg. Bl. 7. Ao 245. Adelingen.

Friesland, I. 470; Wakker van Zon, zijn Boekje getit. de Adel, door Anonymus Belga, p. 16. volgg. Bl. 10. Ao 59. Letterk. I 283-285 en 485. Bl. 12 Ao 4. 't Roode Klif. Al de wonderen van het Roode Klif, nabij Stavoren, met en zonder het bestuur des Duivels, alhier en vervolgens vermeld, kunnen wij op geenen goeden grond den waarheidlievenden Lezer aanbevelen.

IVe Zang, vs. 284, bl. 60, rl. 10 v. o. Dit schijnt eene tautologie; maar ik meen dat "moorden" hier kan opgevat worden als "doodelijk wonden". IVe Zang, vs. 289, volgg. bl. 60, rl. 5 v. o. Een aantal lijken dekt Den grond, waarheen hij ziet, enz.

IIIe Zang. vs 31, 33, bl. 36, rl 9, 11 v. b. Men reikt zich de handen, omhelst zich. Men ziet hier herhaaldelijk B. het wederk. v. n. gebruiken, waar, in onze proza althans, elkander vereischt wordt. IIIe Zang, vs 36, volgg. bl. 36, rl 14 v. b. De afgrond zag met onuitspreekbre smarten Den vreê herrezen; maar 't vooruitgezicht getroost, Voorspelt zy uit dien vreê 't verderf van Adams kroost.

Ik bedoel de voorspelling die in den Prometheus voorkomt, dat het een der afstammelingen van zijn zou, namelijk Hercules, de groote beschermer der menschheid, die Prometheus eenmaal van zijn vreeselijke foltering zou verlossen: en nu is mij door iemand, die het voorrecht genoot van lang en zeer vriendschappelijk met B. om te gaan, in vroeger jaren medegedeeld, dat Elpine, volgens het denkbeeld des dichters, bestemd was om met haar vrucht in het Paradijs aan den dood onttogen te worden, en dat het onsterfelijk wezen door haar te baren in een zeker verband zou staan tot de menschwording des Heilands der wereld, of, zooals het mij aannemelijker voorkomt, tot zijn verzoeningswerk ten opzichte van het menschdom der eerste wereld, waarop B. reeds doelt in den Ien Zang, vs. 47, volgg.

Woord Van De Dag

arasbesken

Anderen Op Zoek