Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 16 mei 2025


"Het doet er niet toe! Men oordeelt over mij zeer onrechtvaardig," zei Antipas. Aulus die geslapen had, kwam op dit oogenblik ook naderschrijden. Toen hij van de zaak op de hoogte was gesteld, viel hij den Viervorst bij. Over dergelijke dwaasheden moest men geen drukte maken, en hij lachte luid over den hoon der priesters en den toorn van Jaokanann.

"Wat geeft het, al moge zijn gramschap te heftig zijn? Ge moet hem vrijlaten." "Men laat geen dolle beesten los!" zei de Viervorst. De Esseër antwoordde: "Verontrust u niet! Hij zal naar de Arabieren gaan, naar de Galliërs of de Scythen. Zijn arbeid moet zich uitstrekken tot des aardrijks einden!" Antipas scheen verloren in een droomgezicht.

Met een wat linksch maar toch bevallig gebaar, wiekte die arm in de lucht, om een tunica te grijpen, welke op een bankje was blijven liggen. Een oude vrouw gaf ze zachtjes over, den voorhang terzijde schuivend. De Viervorst had een vage herinnering, aan iets dat hij zich niet omschrijven kon. "Is dat eene van uw slavinnen?" "Wat kan u dat schelen?" antwoordde Herodias.

Haar hoog opgetrokken neusvleugels trilden; de vreugde van een triomf glansde over haar gelaat, en met forsche stem begon ze, terwijl ze den arm van den Viervorst schudde: "Cesar is ons welgezind! Agrippa is gekerkerd!" "Wie heeft het u gezegd?" "Ik weet het!" En ze voegde erbij: "'t Is wijl hij het keizerschap wenschte voor Cajus."

Bleek van woede, geen woorden meer vindend om uit te stooten wat haar den adem benam, schreed ze heen en weer over het terras. En tegelijkertijd kwelde haar de gedachte, dat de Viervorst wellicht bezwijken zou voor des volks oordeel, en zoo ertoe gebracht worden haar te verstooten. Dan ware alles verloren! Sinds haar kinderjaren koesterde ze den droom van een groot keizerrijk.

Ofschoon ook het uitgebrachte oordeel over Ons Spieker niet gelden kan voor het overige zevental novellen, zoozeer van elkander verschillende; waar deze ons voert naar het paleis van Galilea'a viervorst, Herodes Antipas; of gene naar Bethulië als een Judith er zegevierende binnentreedt met het hoofd van Israëls vijand; of een ander weder naar Smyrna, waar in de tweede eeuw onzer jaartelling de grijze Polycarpus als Christen blijmoedig den marteldood sterft; of ook waar die overige verhalen ons terugvoeren naar het midden dezer eeuw, en ons op aandoenlijke wijze de slachtoffers toonen van kwalijk begrepen eergevoel, van een zoogenaamd "goed huwelijk", van geloofsdwang en lagen hartstocht in 't eind; ja, ofschoon het niet te verwachten is dat de kritiek waar zoo velerlei smaak en richting haar bestuurt over al deze verhalen een oordeel zal vellen, zooals er over het genoemde juweeltje werd uitgebracht, ik geloof in waarheid dat de geachte schrijver, waar hij met een verwijt als het bovenstaande vereerd werd, zijn onderstelling met de meeste gerustheid had kunnen terughouden, evenals naar sommiger meening wellicht den geheelen brief, die het boekske tot inleiding strekt.

"De ergste van allen," riep Eleazar uit "wat een lage goochelaar!" Achter den Viervorst richtte een man zich op, bleek als de rand van zijn chlamys. Hij daalde van de estrade, den Farizeërs toeroepend: "Leugens! Jezus doet wonderen!" Antipas zou er willen zien. "Ge had hem mede moeten brengen! Vertel ons eens alles over hem!"

Ze verveelden hem allen te saam. Hij zond ze weg. Toen Jonathas hem verliet, zag hij op de borstwering, tusschen twee kanteelen door, Antipas in gesprek met een man, die het haar lang droeg en in het wit gekleed ging, een Esseër, en hij had spijt den Viervorst te hebben verdedigd.

"Het viel me niet moeielijk, ik heb immers wel andere dingen gedaan voor U? Verliet ik zelfs mijn dochter niet?" Na haar echtscheiding, hopend in haar huwelijk met den Viervorst wel moeder te worden van andere kinderen, had ze dat dochtertje in Rome gelaten. Ze sprak er nimmer over. Daarom zocht de Viervorst nu naar de beweegreden van die opwelling van teederheid.

"Ze buigen zich onder alle meesters en zijn niet in staat een eigen rijk te vormen!" En wat dengene betrof, die de gemoederen in beweging bracht door een hoop op te wekken, die sinds Nehemias voortleefde onder het Joodsche volk, was het niet 't meest doeltreffend hem uit den weg te ruimen? Volstrekt geen haast had dit, volgens den Viervorst: Jaokanann gevaarlijk!

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek