United States or India ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toen wij nu zoo mooi waren, wilden wij weer heen; maar de schuit scheen nog veel grooter liefhebster van vergeetmijnietjes dan Amelie zelve; want haar gehechtheid strekte zich letterlijk uit tot de struik waarvan zij waren geplukt, tot het stuk grond waarop zij gebloeid hadden. Met andere woorden: wij zaten op land.

Toen ik treurig, weemoedig, gedrukt, Doolde door 't woud en de weide, Vergeetmijnietjes had tot een ruiker geplukt, Weende ik bitter en zeide: Vergeet mij toch nooit, o! geliefde! Vergeet mij toch nimmer, mijn leven! Dierbare! beloon steeds mijn liefde, Doch niet door geschenken te geven. Want wat zal uw goud mij ook helpen! Wat uw rijkdom, die een ieder verrukt?

Reeds haalde ik de riemen in, en liet Dolf alleen nog maar met de zijne spelen; reeds gaf ik mijne aanwijzingen aan Pieter, hoe hij het roer moest wenden om de kom in te draaien, toen de liefderijke Amelie eensklaps aan den rechter-oever een plantje of zes nog laat bloeiende vergeetmijnieten in 't oog kreeg en uitriep: "Och, mijn lieve mijnheer Stastok, wilje me een groot plezier doen, stuur dan reis even naar die vergeetmijnietjes; ik ben dol op vergeetmijnietjes!"

Daar stond ze voor de open deur van eene groote kamer, eene kamer zoo vriendelijk, met rondom ramen, die in den tuin uitzagen. En de tuin zelf! wat was die mooi! Een bed met rozen, een bed met vergeetmijnietjes, een perk met viooltjes. En de paden daartusschen van helder fijn grint, schitterend in de zon!

Hij deed als hem gezegd was, en in een oogenblik was hij op het terrein der gezegende vergeetmijnietjes. Pieter was kopje-onder geweest en tot het midden doornat. Hij zag er hartverscheurend uit; zijn druipend haar, zijn bleek en verwilderd gezicht, zijn zwarte, beslijkte handen! Er was een algemeen medelijden; zelfs Dolf deelde er in.

Zeker had onder dit boerendak nog nimmer zoo teergevoelig een liedje geklonken, als de bleeke Amelie, met de vergeetmijnietjes aan haar boezem en den gitaar met het lichtblauwe lint op de knie, er menigeen voortbracht; en ik was juist in deze bespiegeling verdiept, toen zij met lange uithalen een zeer teedere liefdeklacht met de dubbele herhaling van den laatsten regel besloot, die gedurig lager en doffer werd: Zum kühlen Grab, Zum kühlen Grab, Zum kühlen Grab,

Groote loofboomen, beuken, eiken en lindeboomen liepen kalm op hun gemak midden op den weg, fier ruischend met hun kronen, en weken voor niemand uit. Tusschen zijn voeten door, snelden kleine planten voort: wilde aardbeien, witte anemonen, klaver en vergeetmijnietjes.