Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 15 mei 2025


Van Koerland en Littauen begeven zich ook thans nog iederen winter Groote Sneeuwhoenderen naar Oost-Pruisen; enkele zijn zelfs, naar men zegt, in Pommeren waargenomen. In zuidelijker gelegen gewesten heeft deze Vogel zich nooit vertoond; ook in het hoogste noorden, op Groenland en zelfs op IJsland, ontbreekt hij geheel.

In Mei ziet men de Sneeuwhoenderen gepaard; het mannetje blijft bij het wijfje, zoolang het broeden duurt, maar verwijdert zich voor eenigen tijd van zijn gezin, als de jongen uit het ei gekomen zijn, en brengt in het hooge gebergte den warmsten tijd van den zomer door.

Bij het wijfje zijn al deze deelen zwart met roestgele golflijnen en de banden veel breeder en duidelijker. Gedurende het najaarsruien, dat in October begint, zien de Sneeuwhoenderen er bont uit; reeds in November echter zijn zij sneeuwwit geworden.

Zelfs in het sneeuwveld, de "firnzee", die den hoogsten top van den Tödi, meer dan 3500 M. boven den zeespiegel, omgeeft, vond von Dürrler nog twee zulke Kraaien; ook Meyer ontmoette bij de bestijging van den Finsteraarhorn verscheidene exemplaren van deze diersoort op een hoogte van meer dan 4000 M. Zij komen dus op nog grooter hoogte voor dan de Sneeuwvinken en Sneeuwhoenderen; hier vervangt hun schel, eentonig geschreeuw het kwinkeleeren van den Alpen-bastaardnachtegaal en van den Citroenvink, dat den reiziger op een ongeveer 1000 M. geringere hoogte zoo vriendelijk begeleidde.

De smaak van de jonge Sneeuwhoenderen komt volkomen overeen met die van onze jonge Patrijzen. In gevangenschap vindt men deze fraaie Vogels zelfs in Skandinavië zelden. Zelfs in hetzelfde gebied ontmoet men talrijke kleurverscheidenheden, vooral in den zomer.

Er is misschien geen enkele Vogel, die evenveel aanspraak kan maken op den naam alleseter, als de Raaf. Men mag zeggen, dat zij werkelijk niets wat eetbaar is, versmaadt en in verhouding tot haar grootte en kracht op dit gebied ongeloofelijke dingen doet. Zij houdt van vruchten, zaden en andere eetbare, plantaardige stoffen, van welken aard dan ook, maar is ook een roofdier van de ergste soort. Het zijn niet alleen Insecten, Slakken, Wormen en kleine Gewervelde dieren, waaraan zij den oorlog verklaart; zij valt stoutmoedig Zoogdieren en Vogels aan, die haar grootte overtreffen, en plundert op de onbeschaamdste wijze de nesten, niet alleen van weerlooze Vogels, maar ook die van de krachtigste Meeuwen, die zich en haar kroost wel weten te verdedigen. Van den Haas tot de Muis en van het Auerhoen tot den kleinsten Vogel, is geen enkel dier veilig voor hare aanslagen. Koenheid en list, kracht en behendigheid komen bij haar vereenigd voor en stempelen haar tot een gevaarlijken roofvogel. In Spanje bedreigt zij de Huishoenderen, in Noorwegen de jonge Ganzen, Eenden en alle overige huisvogels; op IJsland en Groenland maakt zij jacht op Sneeuwhoenderen, hier te lande op Hazen, Fazanten en Patrijzen; aan het strand maakt zij gebruik van hetgeen de zee uitwerpt; in de noordelijke landen betwist zij aan de Honden het afval vóór de woningen. "De Raaf," schrijft Olafsson, "zoekt in den winter haar voedsel te midden van de Honden en Katten op de boerenerven, tracht in 't warme jaargetijde aan 't strand de Visschen te verschalken, verslindt in de lente de pasgeboren lammeren, die zij met snavelhouwen gedood heeft, jaagt de Eiderganzen van het nest, drinkt de eieren uit en verbergt die, welke zij niet meer op kan, ieder afzonderlijk in den grond. In kleine troepen volgen de Raven den Arend; zij durven hem niet aan, maar trachten zich van de overblijfselen van zijn buit meester te maken. Waar ook zieke of doode, oude Raven liggen, of jonge, die uit het nest gevallen zijn, in de maag van één harer soortgenooten vinden zij haar bestemming. In den winter wordt ieder huis bewaakt door een gezelschap van 2

"Bij zwaren nevel," zegt Schinz, "en als er sneeuw of regen in aantocht is, schreeuwen de Sneeuwhoenderen onophoudelijk "kreu-geu-geu-eugreu" of ook wel "eueu-geueu-euneu-geueu."

In het Noorden waar het klein wild talrijk, het groot wild schaarsch is, veroorzaakt de Los betrekkelijk weinig schade. In de gematigde gewesten daarentegen maakt hij zich zoowel bij den jager als bij den herder gehaat, niet alleen omdat hij veel meer dieren doodt, dan hij voor zijn voeding noodig heeft, maar ook omdat hij van een prooi slechts het bloed oplekt en het lekkerste stukje eet, het overige echter liggen laat ten buit voor de Wolven of Vossen. Hier keert hij hoogst zelden tot het door hem gedoode dier terug; wel doet hij dit, in streken, die arm aan wild zijn, zooals Lijfland; zelfs zoo, dat hij gedurende eenigen tijd in de nabuurschap blijft en de jacht nagenoeg geheel schijnt te laten varen. Geheel anders gedraagt hij zich in streken, die rijk zijn aan wild en vee. In de Zwitsersche Alpen beloert hij, volgens Schinz, Dassen, Marmotten, Hazen, Konijnen en Muizen, sluipt de Reeën in het bosch, de Gemzen op de Alpen na, overvalt Woer-, Berk-, Hazel- en Sneeuwhoenderen en onderneemt rooftochten tegen de Schapen, Geiten en Kalveren. Volgens Bechstein doodde een Los in één nacht 35 Schapen, volgens Schinz moordde een dergelijk Roofdier in nog korter tijd er 30

Uit de klasse der Vogels rooft hij Sneeuwhoenderen, Pluvieren, Strand- en Zeevogels; vooral onder hunne jongen richt hij een groote slachting aan. Bovendien eet hij alle dieren, die door de zee op de kust worden geworpen.

In de middelmatig lange vleugels is de derde slagpen de langste; de korte, flauw afgeronde of recht afgesneden staart bestaat uit 18 pennen; de kleur van het zeer goed voorziene vederenkleed wisselt in den regel met het jaargetijde af. De Sneeuwhoenderen hebben naar verhouding grooter klauwen dan eenig ander Ruigpoothoen; zelfs deze worden ieder jaar gewisseld.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek