United States or Kyrgyzstan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Men diende stier-nieren op, marmotten, nachtegalen, gehakt vleesch in wingerdbladeren; en de priesters redetwistten over de verrijzenis. Ammonius, leerling van den Platonicus Philon, vond dat ze dwazen waren, en zei het tot eenige Grieken die over de orakels lachten. Marcellus en Jacob hadden elkaars gezelschap gezocht.

Zeer jong gevangen Marmotten, die nog gezoogd worden, zijn moeilijk groot te brengen en bezwijken gewoonlijk spoedig, zelfs bij de beste verzorging; de halfwassen dieren kunnen gemakkelijk gevoederd en lang in 't leven gehouden worden. Hun voedsel bestaat in den gevangen staat uit verschillende plantaardige stoffen en uit melk.

Een opmerkelijk feit, voor welks juistheid verscheidene natuuronderzoekers ons borg staan, is, dat de woningen der Prairie-honden ook aan twee gevaarlijke vijanden van kleine Knaagdieren huisvesting verschaffen. Het is volstrekt geen zeldzaamheid, Marmotten, Aarduilen en Ratelslangen door dezelfde opening naar binnen te zien gaan.

Elke jongen hing, zoodra hij binnenkwam, zijn instrument aan een spijker boven zijn bed; de een zijn viool, de ander een harp, een derde een fluit of piva; zij, die geen muzikanten waren, maar slechts met dieren rondliepen, gingen hun marmotten of barbarijschen biggen voedsel geven.

Om Marmotten in gevangenschap te houden en te temmen, doet men het best de jongen te nemen, wanneer zij voor de eerste maal uitgaan, hoewel het moeilijk is ze aan hun moeder te ontrooven.

In het voorjaar komen de Marmotten in zeer vermagerden toestand voor de opening van haar winterwoning, zien smachtend uit naar iets eetbaars, en moeten dikwijls ver loopen, om aan de hoeken en kanten der bergen, daar waar de wind de sneeuw heeft doen verstuiven, een weinig verdord gras te vinden. De jacht en de vangst van de Marmot bieden vele moeilijkheden aan.

Bij al die dieren der miocene periode moeten wij nog voegen de bevers, de marmotten en een groot aantal steltvogels. Wat ook die oorsprong zij, de voornaamste typen van apen komen in de miocene periode voor: in de formaties van dien tijd vindt men de gewone en de anthropomorphe apen.

Altijd en overal leeft hij in gezelschappen, die uit een groot aantal individuën bestaan, en geeft hierdoor aan vele gewesten een eigenaardig voorkomen: tallooze heuvels, die men in de grassteppen van Centraal-Azië, opmerkt, danken hun ontstaan hoofdzakelijk aan deze Marmotten, die door hun bedrijvigheid den reiziger weten te boeien, en door hun vleesch voor de menschen en voor vele dieren, die de steppe bewonen, van groot belang zijn.

In het Noorden waar het klein wild talrijk, het groot wild schaarsch is, veroorzaakt de Los betrekkelijk weinig schade. In de gematigde gewesten daarentegen maakt hij zich zoowel bij den jager als bij den herder gehaat, niet alleen omdat hij veel meer dieren doodt, dan hij voor zijn voeding noodig heeft, maar ook omdat hij van een prooi slechts het bloed oplekt en het lekkerste stukje eet, het overige echter liggen laat ten buit voor de Wolven of Vossen. Hier keert hij hoogst zelden tot het door hem gedoode dier terug; wel doet hij dit, in streken, die arm aan wild zijn, zooals Lijfland; zelfs zoo, dat hij gedurende eenigen tijd in de nabuurschap blijft en de jacht nagenoeg geheel schijnt te laten varen. Geheel anders gedraagt hij zich in streken, die rijk zijn aan wild en vee. In de Zwitsersche Alpen beloert hij, volgens Schinz, Dassen, Marmotten, Hazen, Konijnen en Muizen, sluipt de Reeën in het bosch, de Gemzen op de Alpen na, overvalt Woer-, Berk-, Hazel- en Sneeuwhoenderen en onderneemt rooftochten tegen de Schapen, Geiten en Kalveren. Volgens Bechstein doodde een Los in één nacht 35 Schapen, volgens Schinz moordde een dergelijk Roofdier in nog korter tijd er 30

Terecht is in vele Zwitsersche kantons het opgraven van de Marmotten verboden, daar zij door deze handelwijze na verloop van korten tijd geheel en al uitgeroeid zouden worden; de eigenlijke jacht daarentegen wordt voor haar nooit zeer gevaarlijk.