Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 oktober 2025
Waer op in effecte by sijne Hoogheydt is geantwoordt, dat dese sake den Gerechte raekte, ende geensins den Out-raed, wiens authoriteyt sy hier te vergeefs pretexeerden.
Maer seer wel, soo heeft de Keyser geprocedeert, en soo heeft geprocedeert de Præses, ergo en is het niet nieuws dat het Hof mede soo procedeert, mits evenwel blyvende yder in de palen van sijne Jurisdictie. Gelijck het Hof in dese saeck van Mr.
Ende is het soo schandelick te missen, vallen, bedrogen te werden, wien voeght sulx minder, als personagien van soo eminente qualiteyt, als is sijne Hoogheydt?
Volgens de gereformeerde kerk zou de burgemeester zich aan bloedschande hebben schuldig gemaakt. Toen het eens te Opwierda in Groningen bleek, dat zekere Jan Cyess met »sijne stiefdochter boleerde«, werden aanstonds maatregelen genomen »daermit doch sülcke grouwelen vuth dem lande gewehret mochten werden.«
Gelijk yemand, die eene reys buyten s'Lands meent aen te nemen, overleyt niet alleen, of dat nut voor hem sal sijn, maer ook, of hy wel Schuyt en Wagen, tot sijne dienst sal konnen krijgen; of de wegen door vyanden of stroopers niet beseten sijn, met noch vyfentwintigh andre dingen meer.
Dat is gelijk de Dekenen sijn gehouwen eene rechte ende deughdelijke nominatie te doen, dat alsoo mede sijne Hoogheydt eene rechte ende deugdelijke electie. Nam paria sunt, aliquid non facere, & non facere debite & legitimo modo.
Dit namentelik, dat de Hollanders soo dom en bot waren, dat sy syne Wetten verkeerde applicatien ende beduydingen aen wreven; willende doen het gene sijne Præsides in voorgaende tyden hebben gedaen, uyt misduydinge van woorden; even of Præsides Provinciarum met die van President en Raden een en deselve waren.
Maer hier tegen schrijft, soo men seyt, de Heere de Groot, dat Justinianus verklaerde, dat dat maer alleen inde Kerckelicke bedieninge, onder den Paeus, plaets hadde, ende het selve aen sijne Wetten geene prejuditie te geven.
Camphuysen dan studeerde te Leiden, in 1608, en sloot daar vriendschap met Joh. van Alendorp, een Dordtschen predikantszoon. »Het gebeurde«, aldus dicteert de weduwe, »dat Johannis soude vertrecken, en sijn suster Anneke komt tot Leyden, om het goet van haren broeder bij een te pakken... op dese tijd kright C. de eerste kennis aen dese Anneke en hij sedert die tijd al te met eens na Dorderegt trock, om te besoeken hetgeen hij beminde... en hij brengt het soo verde, dat hij met haar in beloften raakt, sulcks dat C. 's morgens eerst ernstig naar sijne wijse den Alderoppersten gesmeeckt en gebeden hadde op sijn kamer om wijsheit in dese hoog wigtijge saack; hij quam bij Anneke haar aanpresenteerende seekeren penning, die hij haar op trou gaf«. Dan wordt hij gouverneur bij Gideon van Boetselaar, heer van Langerak, »wat hij niet soude gedaen hebben had hij sijn huwelijck moogen voltrekken met de verloofde«. Want de moeder onthield haar toestemming, omdat C. arminiaansch was.
"Mot je met salf smeere", verzekerde Jan, viezerig kijkend naar 't korsten-hoofd. "Vader seit dat 't niks is", zei Meijer: "me broer heit 't en me sussie en me groote sus"... "Met hoevele benne jullie?", vroeg Jan. "Met s'n sevene." "Benne jullie met sijn sevene? Wij met sijn viere." "We sijne met s'n elleve gewees", zei Meijer: "vier sijne d'r dood en me sussie gaat oòk dood."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek