Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 juni 2025
En zuidwaarts heen, waar de schouderen der bergen den plas niet meer knellen, verliest hij zich, breed als eene zee, in eenen wazigen horizon van sidderend goud.
Die weg is niet ver, die weg is licht te bereiken, Misschien bewandelt gij dien weg reeds van het oogenblik uwer geboorte af, zonder het te weten, Misschien is die weg overal, te water en te land. Schouder uw ransel, lieve zoon, en ook ik zal mijn ransel schouderen en laten wij haast maken om voort te komen, Wondervolle steden en vrije volken zullen wij op onze reis bezoeken.
Zij opent heur wambuis van boven en werpt zich achterover. Ha! die zwanenhals, die bloote schouderen, die heldere en stoutmoedige oogen! Ik loop er naar toe! En hij sprong van zijnen ezel. Doch Uilenspiegel hield hem tegen en sprak: Dat meideken is uwe vrouw niet. Wij zijn omtrent een kamp van Egyptenaren. Pas op. Ziet gij den rook tusschen de boomen opstijgen? Hoort gij 't geblaf van de honden?
Als gij als overwinnaar huiswaarts keert, druk ik het eerst u den krans op het hoofd. Gaat gij ter jacht, zoo gesp ik u de sporen aan; en begeeft gij u naar een feestmaal, dan tooi en zalf ik u, vlecht ik voor u populier- en rozenkransen, en slinger ze u om voorhoofd en schouderen.
Terwijl zij met elkander vochten, luisterde Uilenspiegel goed naar Lamme en riep hij: Mijne tasch terug, dieper! Gij zult ze niet hebben, sprak Lamme. En zij vatten elkander bij den nek, bij de schouderen en rolden ten gronde, terwijl Lamme stille alles zeide tot Uilenspiegel wat deze diende te weten. Maar de baas uit de Bie kwam eensklaps binnen met zeven mannen, die hij niet scheen te kennen.
Een blauwe kaper, die vastzat aan een soort van pelgrimskraag, welke hem tot even over de schouderen viel, bedekte zijn hoofd, en een groote, breedgerande hoed hing hem op den rug. Onder den arm droeg hij een pakje, waarin zich een boerinnengewaad bevond, dat voor Madzy bestemd was. Hij had zich deze beide vermommingen in de hut des boschwachters aangeschaft.
Vervolgens ging zij op een der gespannen koorden zitten en schommelde, zonder met heure voeten den grond aan te raken. Onder 't schommelen, liet zij Uilenspiegel heure blanke, ronde armen zien, bloot tot aan heur schouderen en die de bleeke zonne bestraalde. Op en neder wippend, bekeek zij hem gestadig. Hij ging buiten om tot heur te gaan. Lamme volgde hem.
En ik liep uit al mijne macht, al schreeuwend, terwijl hij achter mij huilde, en ik hoorde het klapperend geluid zijner tanden achter mij, en eenmaal dit zóó dicht tegen mijne schouderen, dat ik dacht dat hij mij vastgrijpen ging. Maar ik liep gauwer dan hij. Tot mijn groot geluk kwam ik aan den hoek van de Reigerstraat den nachtwacht met zijne lanteerne tegen. "De wolf! de wolf!" riep ik.
De vorstelijke Stadhouder, op wiens schouderen zoo groote en zoo moeielijke staatszorgen rustten, kwam byna jaarlijks naar herwaart over, om er in zijn geliefkoosd jachtbedrijf eene verkwikkende uitspanning te vinden; en de krachtige hand, die in die dagen het evenwicht van Europa omklemde, en Frankrijks trotschen Koning onverwrikt diens plaatse aanwees schoot hier met vrolijke behendigheid den valk op, of loste het jachtroer op den borsteligen ever of het snelvoetige hert.
Rechts, links, tegenover de vensters, is, van boven tot onder, de wand bedekt met teekeningen, met platen, met schilderijen, in de meeste waarvan, zoo niet dezelfde manier, dan zeker dezelfde hand niet te miskennen valt. In de schaarsche tusschenruimte hangen linialen, haken, teekenstokken en verdere behoeften eens kunstenaars. Op de tafel en op de vensterbank staan pleisterbeeldjes, bronzen en houten figuren, van allerlei vorm en soort, modellen van schepen en gebouwen, tusschen rollen prenten en teekenpapier. De zitting van de vaste bank zelve is gedeeltelijk opgeslagen en toont ons, in de holte daarvan verborgen, een aantal doozen, met penseelen, kwasten, doezelaars, potlooden, krijt, kokers, tempermessen en wat dies meer zij, of met blazen verf gevuld: ook potten, sponzen en anderen noodwendigen voorraad. De half uitgehaalde tafellade zien wij insgelijks voorzien van teeken- en schilderbehoeften, en wel voornamelijk van de zoodanige die bij den arbeid het onontbeerlijkst zijn, of die de meeste waarde bezitten. Aan de tafel zit een jong mensch, ijverig bezig eene der schilderijen, die tegenover hem aan den wand hangt, na te teekenen. 't Is een jongeling van een bevallig voorkomen, en al zit hij, om beter op zijn gemak te zijn, zonder rok aan 't lijf, toch kan men het hem aanzien, dat hij niet onverschillig is omtrent zijn uiterlijk voorkomen, en dat hij smaak met zorg vereenigt bij zijn streven om er betamelijk, ja behaaglijk uit te zien: want zijne fraaie bruine lokken glinsteren u welriekend tegen: zijne hemdsmouwen zijn van fijn en helderblank linnen, en eene rijke kanten das is niet zonder zwier om den hals gestrikt: het lichtbruine satijnen vest is bezaaid met zilveren bloempjes, de broek, van grijs satijn, boven de knieën vastgestrikt met rooskleurige linten: rooskleurige satijnen kousen bedekken de beenen, en Moorsche pantoffels, van gouddraad gestikt, versieren de voeten. Nevens hem, in 't midden der kajuit, staat een bruinhouten schildersezel, waarop een half afgewerkte schilderij, een riviergezicht voorstellende, met welks voltooiing zich de ontwerper daarvan bezig houdt: deze is een man, naar 't schijnt van den middelbaren leeftijd, wien eene fraaie blonde pruik over de schouderen hangt. Zijn rok van bruine sergie is eenvoudig, maar net en voegende aan zijn stand; even eenvoudig vest en broek: en de kousen van fijn touwwerk, zoowel als de hooge zwarte schoenen van deugdzaam Spaansch leder, spreken evenzeer van stemmigen eenvoud. Op de bank, aan een der hoeken, zit eene reeds op hare jaren komende en toch niet onbevallige vrouw aan een borduurraam te werken. Hare kleeding, hoewel geen bepaalde zucht tot opschik, veelmin eenige wansmaak verradende, heeft toch, door snede en kleurmengeling iets, dat als ongewoon de aandacht wekt. De moesjes, waarmede 't gelaat spaarzaam bezaaid is, mogen al eene zeer gebruikelijke tooi zijn en het kapsel niets hebben dat bijzonder afwijkt van de heerschende mode, de achter op 't hoofd gedragen hooge kanten muts, hoedanige wij uit de afbeeldingen van dien tijd kennen, verschilt eenigszins in fatsoen van die, waarmede in Holland de dames gewoon zijn uit te gaan: en de laatstgemelden zouden oordeelen, dat de oranjekleurige samaar wel wat scherp afsteekt tegen het blauwe onderkleed; ook zouden zij het vreemd vinden, dat de onbekende, bij 't borduren, de gemslederen handschoenen niet heeft afgelegd, die de handen en een gedeelte van den arm bedekken. Maar gewis zouden zij geene aanmerkingen maken op de smaakvolle kleeding der twee lieve meisjes, bij elkander in een hoek der kajuit gezeten, en waarvan de oudste zich met naaiwerk bezighoudt, terwijl de andere een boek in handen heeft, waar zij overluid aan 't gezelschap uit voorleest. Beider dracht is gelijk van stoffage en kleur en snede: parelgrijze samaren met rozeroode garneersels, over groene onderkleeden: het haar gekapt
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek