Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 14 oktober 2025


Het feit alleen dat de ridderpoëzie zich te onzent ontwikkelde onder den invloed der Fransche ridderpoëzie, kan niet volstaan om die bewering te staven. Immers, ook in de overige landen van West-Europa was dat het geval.

Wel zien wij op een enkele plaats dat hij het ridderwezen niet hoog stelt; hij zegt immers dat hij den strijd tusschen Reinaert en Isegrim liever zou zien dan dien "van twee riddren in een perc" . Overigens moeten wij niet vergeten dat er voor zulk eene parodie omstreeks 1375 weinig reden meer bestond; het ridderwezen was niet meer wat het nog in de eerste helft der 13de eeuw was en de ridderpoëzie van de eerste helft der 14de eeuw was grootendeels namaak van de vroegere.

Ik vond deze plaats niet in den door mij gebruikten druk der Dietsche vertaling. Het, mij en anderen onduidelijk, "plenus luxuriosis plausibus" heb ik gemeend op bovenstaande wijze te mogen vertalen. Inleiding. Ridderpoëzie. Omkeer. Geestelijke poëzie. Poëzie der Gemeenten. Der Kerken Claghe. Van den Lande van Overzee. Besluit.

Ja, er wordt nog gestreden ook tegen de heidenen, maar de bezieling is verdwenen. Avonturen en nog eens avonturen, wonderen het een nog wonderbaarlijker dan het andere, moeten dat gemis vergoeden. De Limborch en de Flandrijs, die wij in het Tusschenspel leerden kennen, mogen in dit opzicht beschouwd worden als schakels tusschen de oudere en de jongere ridderpoëzie.

Evenals in de 13de eeuw zien wij ook nu na de ridderpoëzie eene bewerking der Reinaert-sage verschijnen, doch verschillend in wezen van die der 13de eeuw en onder andere omstandigheden.

Niet bij toeval komt, aan het eind van dit overzicht der ridderpoëzie in verval, de naam van een Hollandschen spreker, die de gemeenten vertegenwoordigt. Die naam is een vingerwijzing naar de dingen die komen. De ridderschap als instelling had uitgeleefd, maar niet vergeefs geleefd.

Boec van den Houte. Legende van het H. Kruis. Theophilus. Beatrijs. Jonitas en Rosafiere. Evenals de ridderpoëzie is de geestelijke poëzie van dezen tijd ten deele eene voortzetting der vroegere.

Dit feeën-motief wordt geheel in de werkelikheid opgenomen in de kleine vertelling van »La Châtelaine de Vergy", misschien de fijnste bloem der ridderpoëzie. Misschien ligt er iets dat werkelik aan het Bourgondiese hof gebeurd is aan ten grondslag. Aan het hof van een Hertog leeft een jong ridder, de lieveling van de vorst en de vreugde van het hof.

Niet van alle geestelijke poëzie, welke wij meenen te mogen brengen tot de 13de eew, kunnen wij aantoonen dat zijn ontstaan is uit eene terugwerking der ridderpoëzie. Trouwens, ook werken als het Leven van Sinte Lutgarde en Van den Levene ons Heren zijn natuurlijk niet voortgebracht louter uit begeerte om tegenover de ridderromans geestelijke poëzie te plaatsen.

Maar nu berispt de ridderlike dichter hem, die »een hart van hout heeft". Het hart is het lievelingetje dier dagen geworden, naar welks bewegingen men luistert, naar welks welzijn men steeds informeert, en waar men trots op is als men het zijne groter, zachter, rijker noemen kan dan dat van anderen en welks bevelen men zonder aarzelen opvolgt. »Pitié" en »Gentilesse" zijn in het Frans, »Güte" in 't Duits de termen voor de zachtheid en de ontvankelikheid voor simpatie van het hart en de woorden die Chaucer meer dan eens herhaalt: »Pity renneth sone in gentil heart" kon het motto zijn van de ridderpoëzie.

Woord Van De Dag

palaemon

Anderen Op Zoek