Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 25 juli 2025


De "Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud en zijne vrienden" werden in 1840 te Amsterdam voor het eerst uitgegeven. In twaalf nummers van 24 bladzijden kwamen de afleveringen uit, elk voorzien van eene plaat en van een omslag met geestige randversiering.

Ook onder de vrienden van Polsbroekerwoud was het nu en dan niet pluis met de warme liefde voor het land "aan de baren ontwoekerd en door de voorvaderen vrijgestreden." Het ergst maakte het Veervlug, die altijd met vergelijkingen aankwam, als iets bijzonder schoons hun oog trof.

Nu ligt dat boek over Polsbroekerwoud hier voor mij als eene vriendelijke herinnering aan de roemvolle dagen der vernieuwing onzer Letterkunde. Het werk is zeldzaam geworden. Het zou menigeen moeilijk vallen er een tweede exemplaar naast te leggen! Zelfs oude bezitters van dit werk zijn het allengs kwijt geraakt.

Het begin van dit verhoor had veel van het vroegere. De Schout begon weêr te vragen: "Joachim Polsbroekerwoud, hoe is uw naam? Hoe oud zijt gij? Van waar kwaamt gij gisteren alhier aan?" en zoo voorts met al de aangeklaagden.

Gedurende dit gesprek had een dienstvaardig Nijmegenaar, die geene klare denkbeelden van het jus possessionis scheen te hebben, den last voor Polsbroekerwoud een weinig verligt, en een der valiezen naar zijne woning, die ver van den brand in een achterbuurtje was gesitueerd, in veiligheid gebragt.

Joachim Polsbroekerwoud danste voor de eerstemaal van zijn leven, en wel in eene boerenherberg te Ohlsbach. Eén ding had onze goede vriend vooruit boven de andere heeren, die uit de diligence gekomen waren: een boerenvolksdans uit het Schwartzwald was hem niet vreemder, dan een wals of eene galoppade.

Het was geen half uur later, toen Joachim Polsbroekerwoud en zijne vrienden de stad Bern verlieten, en zij zouden misschien in wanhoop terstond naar Holland zijn teruggekeerd, zoo zij niet bemerkt hadden, dat zij de Barrière de Morat waren uitgegaan, en den weg naar Friburg waren ingeslagen. Een zeer kort hoofdstuk, dat voornamelijk over den voortvlugtigen Van Aartheim handelt.

Maar indien gij geen goede vrienden bezit en geen tijd hebt om een ordentelijk uitstapje te maken, dan benijd ik uw lot niet, zoo gij langer dan twee uren in Nijmegen moet vertoeven. Dit laatste was nu het geval met Polsbroekerwoud en zijne vrienden.

Zoo beschouwde het althans de knecht, die, zijne redenen hebbende om iedereen te doen ontwaken, zulk een geweld op de kamerdeuren begon te maken, dat de slaap bij alle reizigers oogenblikkelijk zijne heerschappij aan den schrik en de verwarring overliet. "Zeg eens, vriendje! wat moet dat?" zei Polsbroekerwoud, de deur van zijne kamer openende.

De voetreiziger maakt hiervan naauwelijks gewag; hij kan meêdeelen dat hij zoo moê was als een hond, en dat hij in zooveel uren zijne knieën niet gebogen had. Het was misschien de overtuiging van dit alles, die Joachim Polsbroekerwoud en zijn gezelschap deed besluiten, om, in plaats van nog heden van calêche-gelegenheden gebruik te maken, de Zwitsersche voetreis reeds te Schaffhausen te beginnen.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek