Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 1 juni 2025


Neen, neen, het zal nooit geschieden dit zweer ik u. En wat meer is, Philippa is mijn gevangene; het zal u aan macht ontbreken om ze uit mijn handen te krijgen." "Maar Mevrouw," riep Philippe, "gij gaat u te buiten, denk dat die hoogmoedige taal mij zeer mishaagt, en dat het mij vrij staat, u blijken mijner gramschap te geven. Mijn wil is de wil van uw Vorst."

"Waarom spreekt Mijnheer Willem dan van sterven?" "Gij hebt hem niet wel verstaan," antwoordde de Graaf, "de toestand van Philippa is niet veranderd." Terwijl de jonge Machteld haar tranen met een doek afdroogde, smeet zij een verwijtende blik op Willem en sprak snikkend: "Gij bedroeft mij steeds nutteloos, Mijnheer!

"Maar Robrecht," hernam de vader, "hebt gij geen medelijden met mij, met uw rampzalige zuster Philippa, met uw Vaderland, dat gij het enigste middel dat ons nog redden kan verwerpt?" Robrecht door pijn en woede aangedaan wrong zijn vuisten met onstuimige drift. "Wat eist gij nu, o heer en Vader," antwoordde hij, "dat een Fransman op mij als op een slaaf nederzie?

Maar neen, wij zullen overwinnen, dit weet ik. De zwarte Leeuw van Vlaanderen kan niet vergaan. En ziet of wij het recht niet op onze zijde hebben? De Fransen hebben ons land uitgeplunderd, onze Graaf en de Edelen, de bloem der echte Vlamingen gekerkerd. Philippa hebben zij met venijn vergeven, onze stad Brugge hebben zij verwoest en de eerlijksten onzer broederen op eigen grond gehangen.

Dit en de gevangenis van mijn ongelukkig kind Philippa zijn de twee spoken die mij ten grave stoten." Charles de Valois antwoordde niet op Gwydes klachten. Lange tijd bleef hij in diepe nadenking verzonken en liet de toom van zijn draver op de kop van zijn zadel hangen.

Machteld dorst niet antwoorden; maar Maria, die met meer voorzichtigheid begaafd was, bracht haar mond aan zijn oor en suisde: "De gevangenis van Philippa, haar moei spreekt er haar niet meer van; want zij weent geduriglijk.

Gij weet hoe booslijk de Koningin Johanna onze arme zuster Philippa heeft gevangengenomen: zes lange jaren heeft de ongelukkige een kerker des Louvres tot woning gehad, en binnen die tijd heeft zij haar vader noch haar broeders mogen zien. Gij denkt dat zij nog op aarde is, want gij roept tot God om haar verlossing; maar eilaas!

De bijzondere wildheid spreekt in Le Voeu du Héron nog sterker uit de gelofte van Jehan de Faukemont, die klooster noch altaar, zwangere vrouw noch kind, vriend noch maag wil sparen, om koning Eduard te dienen. Tenslotte verzoekt de koningin, Philippa van Henegouwen, haar gemaal, ook een gelofte te mogen doen.

Zij zag Philippa, haar moei, het venijn dat men haar bood drinken, zij zag de wrede Koningin der Fransen bij het neergestorte slachtoffer staan; en het scheen haar dat die boze vrouw eerst zegepraalde wanneer de stuiptrekkende dood haar wraak kwam voltooien.

"O mijn Vorst," antwoordde Gwyde, "het believe Uwe Majesteit de ongelukkige Philippa aan haar vader weder te geven en ik zweer u, bij de eer mijns Huizes, dat een onverbrekelijke trouw mij aan uw Kroon hechten zal." "En zal Vlaanderen de geëiste sommen opbrengen, en zult gij ons het nodige geld bezorgen, om de kosten die uw ongehoorzaamheid ons veroorzaakt heeft te vergoeden?"

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek