United States or Netherlands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Men kan ook zeer goede pepernoten bakken naar het volgende recept, dat niet zoo kostbaar is: 6 o. bloem, 3 o. stroop, 1 o., 2 1/2 l. suiker, 6 l. reuzel met 6 l. boter, door elkaar gesmolten, 1 ei, 2 l. gezuiverde, in water of melk opgeloste potasch, 1/2 l. gestooten nagelen en 2 w. cardamom.

De een maakt ze te hard, de ander te week, een derde te taai, een vierde maakt er bleekneuzen, een vijfde weer negers van. Daarom, waarde heer; de prinses, die ik zou willen trouwen, moet pepernoten kunnen bakken, en heel lekkere ook, anders kan ze nooit mijne vrouw worden." Toen de opperhofmeester dat hoorde, kreeg hij een' schrik.

Weet je, waar ik bang voor ben: ik vind nooit eene prinses, die pepernoten kan bakken. Ik geloof, dat ik maar van de pepernoten moet afstappen, al spijt het me ook geducht. Me dunkt, ik moet maar tevreden zijn met amandelkoekjes. Ja, de prinses, die zoo lekker amandelkoekjes kan bakken, ronde en vierkante en hartjes, met veel boter, die moet mijne koningin maar worden.

Pepernoten moeten zacht bruin van kleur zijn, niet te week, niet te hard; maar zoo eventjes knapperig. Je weet, dat er geen bakker in mijn heele rijk is, of hij heeft zijne kunst in 't pepernoten bakken al eens voor mij moeten vertoonen. Maar je weet ook, dat geen een het me nog naar den zin heeft kunnen doen.

Maar hij hield zich goed en zei: "Een koning als Uwe Majesteit kan alles krijgen, wat hij maar begeert, ook wel eene prinses, die pepernoten bakken kan." "Zou je dat wezenlijk denken?" riep de koning, nu erg in zijne nopjes, "kom aan, dan beginnen we dadelijk samen te zoeken." Van dat oogenblik af had de koning geen rust meer.

De schoenmakersvrouw had het spinnewiel terzijde gezet, zij had een schoonen boezelaar voorgedaan en haren zondagschen doek omgeslagen en zette een zondags-gezicht daarbij, lachte de kinderen toe en wischte klein Marieken den mond af, wanneer die zich met de pepernoten wat al te smerig gemaakt had.

Maar hoe de koning na lang denken eindelijk begrepen had, dat het toch wel wat veel was, bij zooveel schoonheid, goedheid en verstand, ook nog naar pepernoten te vragen. En hoe hij dus besloten had, zijn' opperhofmeester te zenden, om de prinses vriendelijk te vragen, of zij nu nog wel de vrouw van den koning wilde worden.

En nu zouden drie heel mooie en heel lieve en heel verstandige prinsessen nog meer dan genoeg geweest zijn, om er eene keuze uit te doen. Maar .... geene van de drie kon pepernoten bakken!! "'t Spijt me erg, dat ik geene pepernoten kan bakken," zei de eerste prinses.

Toen de opperhofmeester alles gezegd had, begon de prinses met een verlegen en toch guitig lachje: de koning zou zich nog wel herinneren, hoe zij hem indertijd niet aan het woord had laten komen over de pepernoten. Hoe ze hem dadelijk verschrikt had met de vraag, of hij ook op den doedelzak kon spelen.

Maar langzamerhand fleurde zijn gezicht weer op, hij sprong van zijn' stoel, en op eens lachte hij en riep: "Eigenlijk is 't maar een geluk, dat mijn vrouwtje geene pepernoten bakken kan. Want wat in de wereld zou ik anders hebben moeten antwoorden, toen ze mij verweet, dat ik niet op den doedelzak kon spelen! Maar met dat al wou ik, dat die kibbelpartij nooit gekomen was.