United States or Suriname ? Vote for the TOP Country of the Week !


Was dat werkelijk zoo? vroeg hij. De Jager knikte. Colosseros zeide niets meer, vol sombere peinzing plotseling over zijn jonge, blauwe jongensoogen.

De positie van den voormast van de Berlin, die eenige meters boven water uitsteekt, zal ten behoeve der scheepvaart zoo spoedig mogelijk nauwkeurig worden bepaald en bekend gemaakt. Teruggaande langs het hoofd kwamen wij een ouden man tegen, lang en schraal, het hoofd in peinzing gebogen. »Are there any more bodies on the ship?«, vroeg hij. Wij antwoordden ontkennend.

Zij legerden zich in de celletjes van Cecilius en Cecilianus: de jongens, de gladiatoren, terwijl de dominus, door de starrenacht tot peinzing gewekt, aan zijn nieuw choragium te denken zat op den drempel. Tegen den morgen sliep ook hij in. Hij ontwaakte laat. Zij zouden nu alle vijf naar Rome terug gaan. Te paard, te muil, te ezel. Zij bedankten Hermes en gingen, vóor de eerste ure.

Martialis wekte op uit zijne peinzing. Jongens, zeide hij. Hier stap ik uit. Dit is de poort, waardoor ik den Keizer bereik. Waar gaan jullie heen? Heer, zeide Cecilius. Wij moeten den dominus zoeken.... .... dominus zoeken, herhaalde Cecilianus. Hij zal vermoedelijk in het Theater zijn.... .... in het Theater zijn van Pompeïus.... .... van Pompeïus, natuurlijk....

Even was 't stil, klonk flauw-echoënd 'n kijvende, schelle stem op de binnenplaats. Rebecca, ernstig van luistren, keek stroef-starend naar 't zeil van de tafel, zwaar van peinzing als 'n kind dat 'n wonderverhaal heeft gehoord. Door de domp-kleine kamer ging een benauwend gezwijg.

Dat gaf haar gelaat iets van peinzing, ernst, tegelijk bij iederen lach en iedere fronzing 'n kietlende wulpschheid. Gitten 'r oogen in vroolijkheid, dan werden de zwarte brauwen sterker één, verward van pluis, wollig als 'n viltige distel, ruig van kafnaalden-spreiing. Lachte ze niet, kwam de ontspanning, dan bleven de brauwen één van fluweeling. Uilen hadden 't zelfde en katten soms.

In de Galleria delle Statue treft mij het meest de verminkte Eros naar Praxiteles, zonder armen en zonder beenen, en daarom zoo pijnlijk, zoo armoedig, als eene gemartyrizeerde godheid, maar zijn kop is intact, het haar wat opgebonden in een strik op het hoofd van voren.... Eene onuitsprekelijke peinzing in de neêrkijkende oogen, waarin bijna iets trilt van wroeging, omdat hij de liefde is en het leed geeft aan de arme menschen; en dan tevens dat aanbiddelijk noodlottige van geheel zijn armelijk verminkt wezen, alsof hij stil fluistert: ik kan niet anders en ik moet zoo: vergeef me.... En zijne ziel, de zoete ziel van dat stuk marmer is zoo iets zoets, zoo iets diep-in levends, dat mijne oogen vochtig worden, als ik hare openbaring opmerk, en dat ik hem zoû willen troosten, en hem zeggen: het leed, dat je geeft: het is het geluk, en de arme menschen, ze willen het niet missen, nooit....