United States or Malta ? Vote for the TOP Country of the Week !


Stoombooten, spoorwegen bestonden niet; vaarten, breede wegen waren zeldzaam, zoodat het veel moeite kostte om de voortbrengselen van elders, hierheen te brengen. Op het land woonden de menschen in schamele hutten, maar sommige edellieden hadden steenen woningen «burchten, of steenen» genoemd. De burcht van den heer van Oostcamp, was naar alle waarschijnlijkheid een steenen woning.

De heer van Oostcamp moest, als het noodig was den graaf van Vlaanderen ten oorlog vergezellen, hem helpen vrijkoopen, indien hij krijgsgevangen genomen werd. Ook Robrecht, heer van Komen, Drogon van Beveren, Gilbert van Gent en anderen, die deelnamen aan de jacht te Oostcamp, waren leenmannen van graaf Boudewijn.

Er trad een zeer jong ridder of schildknaap in de kamer, en deze sprak in stilte eenige woorden tot sher Gheldolf, waarna hij even ras vertrok. "Mher Vos", zeide deze laatste, opstaande, "de veldheer verzoekt ons hem voorbij Oostcamp op de baan naar Brugge te gaan vervoegen. Hij heeft ons belast op u te waken en ons verantwoordelijk gemaakt voor uw behoud.

Machteld weende en deelde haren kommer mede aan hare gezellinnen.... «Arme, genadige graafzuchtte Anneken, «hoe diep ongelukkig moet hij wezenToen nam het meisje een kort, doch moedig besluit. Zij zou zich naar den burcht van Oostcamp begeven, duisternis en storm trotseeren en den graaf geruststellen, terwijl hare moeder, vrouw Machteld verzorgen zou.

Toen Anneken den schitterenden jachtstoet uit den burcht treden zag, beefde zij en trad eerbiedig ter zijde; want, evenals vele landlieden uit den omtrek, was het arme kind eene hoorige van den heer van Oostcamp, meester van het omliggende land. Dat land had hij in leen ontvangen van den graaf van Vlaanderen, die zijn leenheer was, terwijl hij leenman was van den machtigen graaf.

Na den mislukten aanslag tegen Brugge waren de ridders teruggetogen naar het dorp Oostcamp , waar zij, tegen het Balanderbosch steunende, zich hadden nedergeslagen, om op de komst der Gentenaars te wachten, die hun vele machtige stormtuigen moesten aanbrengen. In het dorp zelf waren de meeste ridders geherbergd, en werden de gekwetsten en zieken verpleegd.

En Anneken Soete, het herderinnetje vertrok; zij liep op hare bloote voeten, over de purperen heide, tot aan den kronkelenden oever der beek, waar het slot van den heer van Oostcamp zijn toren in de lucht verhief.

Gij zult het dus niet vreemd vinden dat wij u overal evenals uwe schaduw vergezellen. Gelief ons nu te volgen." Zij gingen door het dorp Oostcamp en kwamen welhaast op de groote baan van Kortrijk naar Brugge. Hier vonden zij het grootste gedeelte des legers, dat in dichte gelederen geschaard, op de baan stond.

Ware het niet geweest dat het gehinnik der paarden of het geroep der schildwachten nu en dan de nachtelijke stilte kwam storen, men hadde niet kunnen vermoeden dat daar, in de dikke duisternis, meer dan drieduizend krijgslieden waren gelegerd. Zoo stil en rustig was het echter niet op den burcht van Oostcamp, een groot en schoon kasteel, door mher Halewijn Van Gruuthuse bewoond.

Het hoofd weder opheffende, vroeg hij, in gedachten: "Waar zijn nu de ridders? Weet gij het?" "Ja, heer, mijn wagen en paarden zijn er nog De zieken liggen in de huizen van het dorp Oostcamp; de wapenlieden legeren tegen het Balanderbosch; de oversten bevinden zich op den burcht van mher Van Gruuthuse."