United States or Mozambique ? Vote for the TOP Country of the Week !


Eindelijk had hij hem gevonden, maar hoe? deze redder zijns vaders was een bandiet! deze man, voor wien Marius vurig wenschte zich op te offeren, was een schurk! deze redder van den kolonel Pontmercy was op het punt een aanslag te volvoeren, waarvan Marius nog niet duidelijk den vorm zag, maar die een moordaanslag geleek! en op wien? goede God! welk een noodlottigheid! welk een bittere scherts van het lot!

»Wij zijn reeds naar het eiland Seil gegaan, om dien Straal waartenemen, maar een klein wolkje benevelde de kim, juist op het oogenblik toen de zon onderging." »Dat was een ware noodlottigheid!" »Ja, inderdaad een noodlottigheid, mijnheer Sinclair; want sedert dien dag hebben wij geen volmaakt helderen dampkring meer gehad." »Wij moeten den moed niet laten zakken, miss Campbell.

Waar zoû hij blijven, wat zoû er van hem worden? Zwaar gevoelde hij de noodlottigheid van het leven, en de onrechtvaardigheid der levensaaneenschakelingen en hij zag in, dat hij zijn eigen ongeluk had opgeroepen door slechts een enkel woord ... Een enkel woord: Noorwegen!

Ademloos volgden de ridders het spel. Want zij waren wel voorbereid, dat het Scaec binnen zoû zweven, maar verder had Merlijn hun niets gezegd. Ademloos volgden zij dus het spel: Koning Artur, goed speler, mocht niet verliezen tegen zijn onzichtbaren tegenspeler. Bedachtzaam speelden beiden, met tusschenpoozen vol overdenking en de vreemde atmosfeer van het Oneigenlijke vervulde als een raadselachtige geur de zaal.... Uit het vergier spiedde ook Guenever toe, hare oogen niet kunnende gelooven... spiedden ook hare vrouwen.... Een zwijgen heerschte en de vogels schenen te tjilpen in ondertoon.... Noodlottigheid zoû het spellen, zoo de onzichtbare den Koning schaakmat zette: ramp zoû dat bedieden... En de ridders wisten niet w

Deze noodlottigheid rust op mij, dat ik geene andere dan gestolen achting kan genieten, en deze achting mij inwendig vernedert en drukt, en men mij moet verachten, opdat ik mij zelven kunne achten. Dan verhef ik mij. Ik ben een galeiboef, die zijn geweten gehoorzaamt. Ik weet dat dit niet bij elkander past, maar wat kan ik er aan doen? 't Is zóó.

't Was alsof in de grauwte achteraan een onzichtbare noodlottigheid deze twee tot lijdelijke bezorgdheid doemde, alsof gedurig een kwaaddoende hand tallenkant over hun hert de smert van leven deed voelen.

Laat mij nu nog, voor ik dit eerste hoofdstuk over Geertje beëindig, even recapituleeren wat ik heb gezegd: [p.306] Het werk behoort ten deele, voor zoover het zijn hoofdpersoon betreft, tot de goéde romantiek, omdat het een uitzonderingsfiguur beeldt, op naturalistische, d.i. zooveel mogelijk objectieve wijze. Het behoort tot de groote en blijvende kunstwerken: omdat het 't leven voor ons ont-dekt en doorzichtig maakt; omdat het, in de opeenvolging zijner elkaar beïnvloedende hoofdgebeurtenissen, zuiver noodlottig is; omdat 't, wijl het kunstscheppend vermogen er puur in leeft, niet van één tijd maar van alle tijden is; omdat het, tenslotte, èn door zijn noodlottigheid èn door zijn evenwichtigheid én door zijn