Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 24 juli 2025
De lezer nu, die aan dit alles denkt, zou dus niet zonder schijn van recht kunnen vragen: moet veel van wat hier aan de historisch-materialistische aesthetiek werd verweten, eigenlijk niet worden toegeschreven aan het feit dier liefdevolle, maar onbeheerschte overgave; aan het feit, in één woord, dat Mevr. Holst een groote lyricus, maar volstrekt geen epicus, geen menschenschepper is?
Het is die opgewekte stemming bij de hogere klassen, Euphorie, welke de Duitse troubadours »hohe muot" noemen of »riche muot"; »geen enkele keer heb ik hem in treurige stemming gezien" leest men in een lofzang over een gestorven vorst. Maar »joi" is ook nog iets anders, het zwelgen van de lyricus in zijn gevoelens, zijn roes over de innerlike rijkdom van zijn ziel.
... Ik ken mijn gebreken zéér goed! Ik weet, dat ik als lyricus dikwijls te veel geef, maar ik kan dat best verklaren in organisch verband met mijn wezen.
Maar Shelley, die de grootste lyricus geweest is, is voortdurend vervuld van ethisch idealisme. En ik, ik ging volkomen mee met de voorkeur, die zij geven aan het mooie vers boven het leelijke. Maar nooit kon ik meegaan met de negatie van al wat men moraal noemt, door hun beweging voorgestaan. "Noemt U het toevallig, dat menschen met sterk idealisme ook beschikten over veel taalvermogen?"
Ibsen, de groote verskunstenaar, gaat na Peer Gynt geheel tot het proza over; de romanschrijvers van 1870 gebruiken uitsluitend den prozavorm. De laatste lyricus der oudere generatie, Vinje, legt in 1870 het hoofd neer, en daarmee zinkt de lyrische poëzie in een winterslaap, die met weinig onderbreking ca. 20 jaar duurt.
Om nu echter nog even tot den stralenden lichttoren zelf onze aandacht te bepalen, nadat we wat vogels hebben nageöogd, die zich neerzetten op zijn transen of er in slaagden den invloed zijner glans te ontkomen en hem voorbij te varen in hun vlucht: Heine bedoelde ongetwijfeld iets dergelijks als dit laatste wat ik opmerkte omtrent Bonn, toen hij zei, dat ieder dichterlijk aangelegde wel 'ns een episch of andersoortig gedicht kon schrijven, maar dat de toetssteen voor den dichter het lied was; doch zoo men het al niet uit zijn geheele oeuvre wist, zijn inkleeding van die meening laat sterk voelen hoe door en door een lyricus ook hij was; neen, zeker, ook in Heine's genie was nagenoeg niets episch. En indien we nu zoowel naar Bialik zien, die een poëem schrijft, waarin hij naar Slousch's getuigenis, de Kischinewsche gruwelen haarfijn beschrijft, als naar Heine, die ten deele de kracht zijner felle satyre ontleende aan het scherp zien der realiteit, dan wordt het duidelijk, dat men ter verklaring waarom zich bij de Joden het naturalistisch-episch genie niet ontwikkeld heeft, zich niet van hetgeen Slousch opmerkt bedienen kan. Deze zegt nml.: ... "les lettres hébreux aimèrent
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek