Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 7 mei 2025


Dat bij sommige aanzienlijke ingezetenen een wezenlijk gevoel voor het schoone en goede bestond, kan niet geloochend worden; en ik zal de eerste zijn om hulde te doen aan mannen, gelijk ik er velen gekend heb, die met den luister hunner geboorte en het aanzien, dat stand en rijkdom hun gaven, vernuft, geleerdheid, goeden smaak en echten kunstzin wisten te vereenigen; maar, dat het bij de meesten een zaak van mode was, zal evenmin weersproken worden door iemand, die van den toenmaligen tijdgeest slechts een flauwe kennis draagt: en zoo gebeurde het, dat schilders van den eersten rang hunne goddelijke kunst moesten verlagen om die te doen strekken tot het versieren van vertrekken of staatsiekoetsen, of het teekenen van perspectieven aan het einde eener laan en op de wanden eener oranjerie: of wel, tot het afbeelden van hun beschermer en zijn huisgezin, in de door hen gekozen, vaak belachelijke gewaden en houding; dat de dichter zijn vlucht beperken moest binnen de enge grenzen van het lofdicht, ter eere van den rijkaard, die hem betaalde, en van het beschrijvend gedicht, ter verheffing van de buitenplaats, waar hij nu en dan het onwaardeerbaar voorrecht genoot een paar dagen door te brengen: wanneer er namelijk geene meer aanzienlijke gasten waren dan de jongste boekhouder en diens familie.

Deze legt er den nadruk op, dat hij met zijn werk geen "winninghe van gelde" of ander loon beoogt; zijn loon wacht hij slechts van God. Een andere beweegreden, door hem genoemd, is angst voor de "ledicheit", immers ook heden nog des duivels oorkussen. Een lofdicht op MARIA werd geschreven uit "groote vreeze", blijkbaar voor de vergelding die den zondaar wacht.

De spelling heb ik naar de thans in gebruik zijnde gewijzigd. Het Lofdicht van Heyndrik Albertsz., dat voor het Meerboek gevonden wordt, heb ik weggelaten, omdat het geene kunstwaarde bezit. Om dezelfde reden heb ik de gedichten, die Leeghwater in en achter zijn werk gevoegd heeft, niet overgenomen, omdat zij wel van 's mans rijmlust, maar geenszins van zijne dichterlijke bekwaamheid getuigen.

Het is een lofdicht in proza, geschreven toen de schoone vooruitzigten nog niet vernietigd waren. Moesten wij alleen naar dien laatsten brief oordeelen, wij zouden van den stand der zaak geen duidelijke voorstelling, en bovendien noch van Erasmus' goeden smaak, noch van den goeden smaak der prinses, eene gunstige meening bekomen.

Maar 't lofdicht, dat ik had verwacht, Wijl ik de kerk zoo ruim bedacht! 'k Weet niet hoe 'k uit dien maalstroom kom; Roep den Notaris toch weêrom! De Neef 't Is zonder heksen toch te leeren; Ik ken wel erger, die regeeren. Staat niet in 't Burgermeesters boekjen: "Wijs bij de luî, mal om een hoekjen?"

Van een dergelijke behandeling was eenigen tijd later Hubert Kornelisz. Poot het slachtoffer. Poot had een lofdicht "op zeker braef en kunstryk Heer" gemaakt, dat hij niet door den druk publiek gemaakt wilde hebben.

"UEd. zoudt kunnen beginnen, hem het lofdicht van Helding te laten lezen," zeide Suzanna." "Carminibus confide bonis," zeide mijn vader: "maar Ovidius *beweert nergens, dat men ook op prulverzen vertrouwen moet."

Al wat ik spaarde wierd verkwist; Ik wil geen snollen bij mijn kist! De neef Zoo oompjen-Grommert zijn dukaten Mij dezen avond na mogt laten, 'k Zou morgen 't meisjen prachtig dossen, En kocht een boeijer en twee vossen. De Oom Dies maakte ik alles aan de kerk, En krijg een lofdicht op mijn zerk. En echter, 't is mijn naaste bloed; Hij heet toch, als mijn vader, Knoet. De Neef

In Mei is myn broertje jarig. Maar nu heeft hy wintervoeten. Zoodat wy de lente pryzen moeten. Dan gaan wy samen kuieren. En op paasch, vacantie met eieren." 't Is jammer dat hy het rym zoo verwaarloosd. Zyne denkbeelden zyn inderdaad ongemeen, en goed ontwikkeld. Die overgang op de eieren is zeer eigenaardig. Pruik: in den nek. SLACHTERSKEESJE, lofdicht op den meester.

Terwijl hij aldus "terugkeert naar de natuur" vernielt hij zijn gestel; zijn prikkelbaarheid neemt toe. Spoedig moest hij Behrisch missen. Hij had in een oolijke bui een lofdicht op een in de studentenwereld beroemden koekbakker geschreven; een vriend had er een verlengstuk aan gehecht, zoodat het een parodiëerend hekeldicht leek op Prof. Clodius, en zoo circuleerde het onder de studenten.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek