Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 28 juni 2025


Het waren alle dingen, die een onaangename stemming opriepen te Camelot, waarvan alleen, naar het scheen, Lancelot en Guenever zich weinig schenen aan te trekken. Tot eindelijk Merlijn, op een goeden dag, heel vroeg tegen priemtijd, op zijn fenix aan kwam vliegen en, afgestegen, met vragen door de ridders werd bestormd. Wist hij niet waar Gawein was en waar was hij zelve zoo lang geweest?

Zij lieven malkanderen reeds meer dan tien lange, trouwe jaren, Lancelot en koninginne Guenever en hunne liefde is als een gelukkig en jonstig huwelijk, allen den ridders wel bekend en misschien Koning Artur ook wel, die Lancelot inniglijk mint, als misschien wel zijn allerdappersten ridder.

En dat het slecht voor de mage was zóó lang te wachten en niet te eten. Ik moet, bij mijn trouwe, bedenken, zeide Koning Assentijn tot Lancelot en Galehot; waar nu toch gij allen twaalf toeft van oude en eerste Tafel-Ronde.

Lang dweept de jonge Lancelot in stilte met de koningin, hij kan niet, gelijk de levendige Zuid-Fransen, zijn gevoelens in een sierlike hulde uiten, hij valt bijna in zwijm wanneer zij hem haar hand geeft, en zij is het die de eerste fijne en diskrete toenadering moet doen, allerliefst is b.v. de boodschap die zij hem zendt, wanneer hij een verre tocht gaat ondernemen, dat hij zich voor onwaardige liefde moet wachten, want »hoe hoger een ridder zijn wensen stelt, des te meer stijgt hij zelf in waarde."

En voelde hij, dat zijn liefde zijn leven was: al was hij ook nooit als Lancelot trouw geweest, zijne liefde zoude ditmaal kunnen worden zijn dood. En terwijl zij malkanderen kusten, lang, keek Merlijn steeds om den hoek en verdween toen en keek om een anderen hoek Amadijs.

Want de negen eersten: Lancelot, Gwinebant, Sagremort; Bohort, Ywein, Acglovael; Galehot, Hestor, Meleagant, waren te zamen, tot boete, naar Rome vertrokken als pelegrijnen; hunne zielen waren harde bezwaard om de meer of minder kwade scherts, dien zij met het door Merlijn gezonden Scaec jegens hun lieven gezel Gawein hadden bedreven.

Zij spiedden dus beiden een weinig baloorig uit of geen torens tusschen de boomen uit staken, maar het scheen wel, dat eindeloos het foreest zich strekte.... Tot zij plotseling hoorden kreunen en kermen. Het Aventuur! zeide Lancelot en hief den vinger aandachtig op. Het Aventuur! herhaalde Gwinebant. Het gekerm, het gekreun naderde aan.

En de schildknaap hoorde juist Ysabele zeggen, schalk, aan het einde van den langen kus: Maar Gawein, mijne smarte zal mij komen, gepeis ik, van een ridder, die is niet Lancelot en niet Gwinebant en dien vergezelt een wel schoone schildknape.

En Gwinebant bloosde als een maagd en hij zeide, nederig: Gij hebt wel recht, Lancelot; zoo vergeve mij Sinte Marië, onze Lieve Vrouwe aller Genade.... Wij gaan nimmermeer terug. En zij stapten voort in de nacht, die gezonken was. Het land aan de kant van den weg strekte zich eindeloos en verlaten uit onder den schijn van de starren, die weefden een zilveren mist.

Ik Lionel, ik ben de zesde ridder uit Noordhumberland, die onschuldig wordt rond gevoerd op deze schandelijke tooverkar! O verlost mij, verlost mij, heeren! U verlossen... van de Schandekarre! riep Lancelot in hevigste ontsteltenis. Van de Schandekarre... u verlossen! riep radeloos Gwinebant. En de beide ridders wierpen de armen op en riepen tot Sint Michiel.

Woord Van De Dag

muggenbeten

Anderen Op Zoek