United States or Georgia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Altyd kyken zy bang; altyd vrezen zy, dat zy te kort zullen komen; zy houên van niemand, en niemand van hun. Op zulke Watertjes vangt men zulke Vischjes. Dan is het te heet, dan is het te koud; dan is alles zo duur, dan komt er geen staartje Visch aan de markt.

Blyf jy hier, riep 't wyf, ik ga kyken, ik! Denk je dat ik jou wil laten slaan of steken of vermoorden, m'n jongen ... dat nooit! Wie aan jou komt, komt aan my ... aan my, hoorje, d

Ei zoo? Terug? Wèl? Hoe is 't? Wat zei de schoenmaker? En de juffrouwen Pleier? En heb je m'n huis gevonden? Je moet maar altyd kyken naar spiegelglas, want ... die glazen in m'n zykamer zyn van spiegelglas, weetje? En wat heeft de jonge mevrouw je laten zeggen? Heeft ze ie geen boodschap aan my meegegeven? En ... ben je-n-in den stal geweest? Heb je Jakob gezien? En wat deed-i?

Dat 's nou 't jongetje dat aan onze Fem die mooie prent gaf, weetje, pater? De pater knikte hem vriendelyk toe, en rookte welbehagelyk door, zonder 't minste blyk te geven van byzondere godzaligheid. Ja, juffrouw, ik kwam 'ns kyken of.... Daar doe je goed aan, jongen! Wil je-n-'n boteram? En hoe maakt 't je moeder? Is ze weer beter? Ze-n-is ommers ziek geweest? Hy is 'n goed jongetje, pater.

Hy voelde dat dit hem 'n zot voorkomen gaf, en de neiging meedeelde om te spreken als Stoffel, maar 't was juist dit gemaakte, dit onnatuurlyke, waarmee hy, volgens de niet geheel onjuiste menschkundige berekening zyner moeder, de gunst moest winnen van z'n nieuwe chefs. Dus: Draai toch in-godsnaam je hoofd niet zoo telkens rechts en links, 'n Mensen moet vóór zich kyken.

Zy was zeker uit 'n land waar de menschen niet zoo zindelyk zyn als by ons, en daarom alle dagen te-water moeten gaan. Maar dat tot dááraan toe! De jol dreef tegen de jachthaven, en zy was er ook. Ik hielp haar op den steiger, en er stond veel volk te kyken. Dit beviel haar niet. Ze greep m'n pyjekker die in de jol lag, en sloeg zich 't ding om de schouders.

Ik woon op de Leliegracht ... stille zy, weetje, waar de deftige huizen staan. 't Is 'n huis met opgaande stoep, en ruiten van spiegelglas. Dáár moet je maar altyd na kyken, want ... m'n ruiten zyn van spiegelglas. En je zegt aan de meid, dat je by juffrouw Lins geweest bent, en dat je van my komt, en dat je de nieuwe kantoorbediende bent, en hoeveel dat patroon kost.

Gut jongeheer! Ik kom van Femke... Van... welke... Femke? Is... dat... misschien... weer... 'n grootmoeder van je, ? En met dreigend gebaar deed hy 'n stap vooruit. Ben... jy... de vryster... van... Stoereman den molenaar, ? Weer 'n stap vooruit. En Kaatje terug! Kom... jy... ook... hier... alweer... kyken... of... ik... heelemaal... naakt... ben, ? Och, jongeheer, wat 'n praat!

Twee van de imperativische geslachtsnamen, ja drie, zijn zelfs uit kleinere volzinnen samengesteld. Kijk-in-de-Vegt is oorspronkelik waarschijnlik een huisnaam, aan zulk een huis eigen, waar men uit de vensters in de rivier de Vecht kon kyken. Zekerlik wel in de overijsselsche Vecht, en niet in de hollandsche; want de geslachtsnaam Kijk-in-de-Vegt is in Overijssel inheemsch.

Neen, neen, blyf maar zitten, blyf gerust zitten! Ik kom maar even kyken of je netjes schryft, weetje? En ... klein, heel klein, om de port. Want, mannetje ... die brief gaat naar Rome. 't Werd voor Wouter waarlyk tyd dat-i eens opkeek. Hy zou flauw- of in-slaap gevallen zyn. Het woord Rome maakte hem eenigszins wakker. Hy had iets geschreven dat heel naar Rome gaan zou, hy!