United States or Central African Republic ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ja, zeide hij. Maar, sprak zij, ik heb altijd gezien dat de deugd een stille, ingesluimerde, dikke en kouwelijke hoedanigheid is, een masker, dat knorrende gezichten verbergt, een fluweelen opperste kleed om een man van graniet. Ik minne die, in welker borst een mannelijk vuur blakert, dat tot lustige en dappere ondernemingen aanzet.

Toen Ophelia laat in den namiddag weder in de keuken was, riepen eenige van de zwarte kinderen: "O, daar komt Prue aan, brommende en knorrende, zooals zij altijd doet." Eene lange, beenderige, gekleurde vrouw, kwam met eene mand vol beschuitjes en warme broodjes op het hoofd, de keuken binnen. "Zoo, Prue, zijt gij daar?" zeide Dina.

De weg klimt slingerend, voorbij grauwe dessa's, leemen huizen met rieten daken achter een hoogen leemen muur, die tegen week worden en wegspoelen onder stortbuien beveiligd is door bossen slordig er over geworpen alang-alang; voorbij bonte tempelpoorten, door grijnzende monsters bewaakt, die uitpuilende oogen hebben en slagtanden en vlerken aan de schouders; voorbij pasars, waar koopers en verkoopers aan een warong koffie zitten te drinken: onderwijl staan hun korven met vechthanen in de schaduw, en tegen den kant van den weg liggen, in wijdmazig bamboe-vlechtsel, een soort fuik, waarin zij door twee man naar den pasar gepikoeld zijn, knorrende zwarte varkens.

Intusschen zette hij zich toch met knorrende maag in den rechterstoel en hoorde in tegenwoordigheid zijner hoogste ambtenaren de vraag aan, welke een vreemde hem tot beslissing voorlegde. "Genadige heer," zeide deze tot hem, "uw gebied wordt door een waterrijken stroom in tweeën gescheiden.

Alles was op het binnenplein in beweging: de rentmeester, een deftig, lang, mager persoon, liep met een ouden stormhoed en een rapier van twee ellen lang gewapend, op en neder, en hield het toevoorzicht over de maatregelen, die de burchtzaten ter hunner verdediging namen: in het spreekvertrek werden kogels opgestapeld en vaatjes buskruit binnengewenteld: op de plaats ontlaadde men hooi- en mestkarren: hier bracht men vier veldstukjes in orde: daar maakte men vuurroeren en lansen schoon: ginds droeg men meelzakken naar de zolders: in den stal hinnikten de paarden: in de groote benedenzaal, welke nu mede voor stal dienen moest, liepen loeiende runddieren, blatende schapen en knorrende varkens door elkander.

"De zwijnen in Normandiërs veranderd, tot mijne verlichting!" hervatte Gurth; "verklaar me dat, Wamba, want mijn brein is te suf en mijn geest te geplaagd, om raadsels op te lossen." "Wel, hoe noemt ge die knorrende beesten, die dáár op vier pooten rondloopen?" vroeg Wamba. "Zwijnen, nar, zwijnen," antwoordde de hoeder: "ieder gek weet dat."

Dan verroerde de zieke nog de vingeren, als om het beest te toonen, dat hij nog leefde; en Nox keerde terug naar het donkere gedeelte der zaal, waar hij, dof knorrende, zich in eenen hoek nederlegde. Dit gaan en komen van den hond en zijne verrassende doenwijze vervulden den bijgeloovigen Jakob met eenen onzeglijken angst.