United States or Timor-Leste ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het behangsel der kamer, waarin ze mij ontvingen, wedijverde in helderheid van kleur met de rosetten van het plafond; het lichtbruine mahonyhout der huisraden schitterde mij tegen, de fijngeslepen kerken kaatsten den fonkelenden morgenwijn in het kristallen blad weder; Louise droeg een zijden kleed.

Is de termijn afgeloopen, dan haalt hem de duivel en breekt hem den hals of draait hem den nek om. Hij houdt er ook personeel op na. Te Utrecht werd eertijds een groote keisteen, scheiding tusschen twee buurten, steeds verplaatst. Het heette, dat de duivel en zijn zwarte knechts met dien steen kaatsten van de Volderbrug naar de Geertebrug.

Wij kwamen aan een gewone holopening in een plooi van het terrein. Dit hol voorzichtig een meter of wat binnengaande, stonden wij aan den rand van de eigenlijke aven. Steenen, welke wij daarin gooiden, kaatsten met veel geraas van wand tot wand. Het eind van den val konden wij niet hooren; het geluid stierf zacht weg.

De vrouw deed wat haar bevolen was, maar onmachtig kaatsten de pijlen der verleidster op de halsstarrige stilwijgendheid van den man af. Drie dagen na zijn eerste bezoek verscheen, de magister opnieuw. "Daar gij geen succes gehad hebt, onwaardige Eva's dochter, heb ik nog een ander middel, doch ik vrees, dat gij het versmaden zult."

Sommige van die gevaarten hadden groenachtige aderen, alsof zwavelzuur koper er zulke golvende lijnen op getrokken had; andere zagen er uit als verbazend groote amathysten, waar de lichtstralen doorheen vielen, wederom andere kaatsten het daglicht tegen de duizende kristalvlakjes terug; nog andere waren hagelwit als kalksteen, en zouden als ze van marmer waren geweest, bouwstof genoeg voor een geheele stad hebben opgeleverd.

De ruit, naast de deur, zwaar door-barst, met flarden glas en snijdende spleten, zette grimmig haar wond in 't schemerend wit van den avond. De andere ruiten, paisibel en stil, kaatsten het wolk-licht in zachtblauwe wazen, als had de spelende adem van 'n kind ze besproeid.

Hij vond geen woord om te zeggen, maar zijne oogen bekeken haar en daarmee raadde ze al wat hij zeggen wilde. De jongens woelden weer over zijn lijf en zij hielp hen van op den beddekant. Ze staken ze omhoog, kaatsten en vingen ze weer van hand te hand het spel hernemend.

Maar als zij verstandig zijn, laten zij mij met rust, want ik laat niet met mij dollen! Dat heb ik gehoord! hernam hij, veelbeteekenend glimlachende. U en de uwen kan geen kogel treffen. Dat is nog niet alles. Ja, en de kogels kaatsten terug op dengene die ze heeft afgeschoten.

Ze is er altijd, altijd. Ze is één geworden met het kleine burgerstraatje, één met haar cel, één met haar leven, begraven tusschen de steenen muurtjes, die omsluiten ieder onzer. Vanavond is de zon weer heengegleden. De overzij, de groote, oneindige, bruinroode muur, die een huls is, een cocon, lijnde op in de bleekmatheid van avondschemeren. Alle ruiten kaatsten vijandig het zonlicht.

De schaduw der hooge zeeduinen begon zich reeds over de grasrijke velden te verlengen: het rundvee verdween in den dichten dauw, dien voorbode van een fraaien morgen, voor het oog des wandelaars, en de pannen der verspreide boerenwoningen zoowel als de burgtinnen der achtbare sloten kaatsten het goud van den avond weder.