Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 15 juli 2025


En jy Leentje, ga eens na de kommeny ... er moet toch zout wezen ... en maak 'n praatje ... 't is niet om te praten, weetje ... je weet, ik hou niet van praterigheid ... 't is maar, weetje, om te weten of de menschen 't gezien hebben? En jy, Petró, denk er om dat je me een schoone mus geeft als-i weêrkomt, want 't is m'n 'n man ... zoo'n dokter!

Kom, je moet niet bleek worden, Willem; ik zal u óók helpen; jy zult een Vrouw als een geschilderde paerel hebben: laat ik zelf maar te Amsterdam zyn: ik weet zo iets voor u, dunkt my. Edeling. Lieve, goedaartige Heer! mag ik my ook wel in uwe gunst bevelen! Hy. Hoe, moet ik voor u ook zoeken? Neen, neen, dat niet: met Willem is 't wat anders! ik moet hem schadeloos stellen. Edeling.

En ook de chocola is niet goed voor mama... zonder madera, weetje. Maar 't helpt allemaal niet, als er zoo'n vreeselyk leven in huis is. Dat eeuwige schellen, Pompile! Ja, papa! De bel staat niet stil, Pompile, en mama schrikt er zoo van. , papa, daar is wel raad voor, papa! Zeg, Pieterse, jy moet eens zoo goed wezen in den kelder te gaan staan, weetje?

Vrouw Claus geleidde hem in en door haar huisje naar 't erf daarachter, waar 'n groote pomp stond. Kleed jy je maar gerust uit, m'n jongen! Niemand kan je hier zien. Maar... hoe kwam je 'r toe, my zoo op-eens by m'n voornaam te noemen? Niet dat ik 't kwalyk neem, gut , maar... Geheel wakker was onze slaper nog niet.

WOUTER. Vergeef me dat, myn Heer, gy hebt abuis; ik ben Uw dienaar, gy zult my myn moeite wel betaalen. JERONIMO. Betaalen? ik? ja met een oorvyg. WOUTER. Wilt niet draalen, Je bent daar t’eerlyk toe, je zult me wel voldoen. JERONIMO. Je maakt me dol, daar ’s geld. Heb jy noch meer van doen? WOUTER. Een oorvyg? schryven wy.

Juist was-i van plan dit heldenstuk uittevoeren, toen de deur opnieuw geopend werd. Er trad iemand binnen. 't Was dokter's Kaatje. Wouter herkende haar niet, en begreep er niets van, toen ze hem zeide door Femke gezonden te zyn om te vernemen hoe hy zich bevond? Hy zag de boodschapster eenige oogenblikken vorschend aan. Eindelyk: Kom... jy... me... nu... hier... ook... voor... mal... houden?

Dit kunnen we nu moeielyk gelooven, Femke, omdat we ... dom zyn. Want jy en ik zyn wèl dom, maar ... we kunnen wat leeren. En ... daartoe leven wy. Zóó is 't eigenlyk, zou ik denken. Ik wil je uitleggen, Femke, waarom ik dat geloof. Er was 'n tyd dat men geen boek kon drukken.

Maar ja, de Bybel daar leest men niet in, dat klungelt en sjouwt met Huispostillen, en Uitleggingen, die geen pyp tabak waart zyn: en Gods heilig dierbaar woord, dat ligt, met zilveren sloten, in het beste vertrek daar braspenningen te zweten. Hy. Daar is myn hand, Brammetje; jy bent toch een man, die my lykt. Ik moet nu myn hele les leren.

Hy is zoo onnoozel als... Als 't een-of-ander maar, dat niet onnoozeler behoeft te zyn dan wat anders, wanneer 't slechts terdeeg gemeen klinkt. De bedoeling zal geweest zyn dat-i byzonder onnoozel was. Zeg, weet jy nog niet eens waar de kindertjes vandaan komen? Nou... d

De muts verdween, en de deur werd toegetrokken tot op 'n kier. Wie is daar? Wie ben je? snauwde hy. Ik ben 't Stakkervrouwtje. Ben je nog heelemaal naakt, jongeheer? Ik breng je je mussie... as jy 't bent, de rechte! Woedend rukte Wouter de deur open, en grimde de zonderlinge boodschapster aan ... 'n Heks, 'n ware heks!

Woord Van De Dag

dompelende

Anderen Op Zoek